Leg een kleine wereld vast met macro
Met macro kun je al snel heel bijzondere plaatjes maken, omdat je blikveld anders is. Dat kan op een eenvoudige manier, met goedkope accessoires maar je kunt het ook heel ingewikkeld maken als je het heel goed wilt doen. Je moet wel even op een paar zaken letten, want veel is anders dan in de gewone fotografie.
Je kunt heel eenvoudig met macro beginnen. Soms kun je gebruik maken van apparatuur die je al hebt: sommige lenzen bieden een macro-instelling en met telelenzen met een converter kom je ook een heel eind. Met tussenringen, een omkeerring, voorzetlenzen en een balg kom je in combinatie met een standaardlens al heel ver. Wil je het echt goed doen, dan is een macrolens een verleidelijke optie. Macrolenzen zijn al verkrijgbaar vanaf ca. € 300,-.
Wat is een macrolens?
Een gewone lens (objectief) maakt dichtbij minder scherpe foto’s dan op gemiddelde afstand of veraf. Daarom is de kortste afstand waarop zo’n lens nog foto’s kan maken, ook beperkt. De beperking werkt zo, dat de scherpstelling niet verder gaat dan meestal tot ca. 1/10 van de brandpuntsafstand. Een standaardlens van 50mm gaat dus vaak tot ca. 0.5m.
Een macrolens is een lens die ontworpen is om dichtbij een zeer goede afbeeldingskwaliteit te hebben. Daarnaast heeft zo’n lens scherpstelmogelijkheden die het wat gemakkelijker maken om opnamen in het dichtbijgebied te maken. Idealiter heeft zo’n lens ook een geringe vertekening, want macro-lenzen worden vaak ook gebruikt voor reproducties. Vanwege deze eisen is de lichtsterkte meestal net iets minder dan die van vergelijkbare lenzen. Verder is het bokeh meestal mooi met name bij kleinere diafragma’s, de diafragmabladen zijn dan ook vrijwel altijd mooi rond (groot aantal bladen en/of afgerond). Idealiter is er verder een zeer goede kleurcorrectie, met name voor laterale kleurfouten, zodat er nauwelijks of geen bokeh-kleurfouten optreden (paarse voorgrond en groene achtergrond).
Macro-lenzen kunnen een brandpuntsafstand hebben variërend van die van een groothoeklens tot een tele van 200mm. Dat heeft direct te maken met twee zaken die vrijwel alleen in de macrofotografie belangrijk zijn: de vergroting en de werkafstand. De vergroting (afbeeldingsmaatstaf) is redelijk simpel te berekenen en de werkafstand in ieder geval redelijk goed in te schatten.
Vergroting
Bij de gegevens van macrolenzen zien we vaak dat er een maximale afbeeldingsmaatstaf van 1 : 1 opgegeven wordt. Dat getal geeft de grootte van het object ten opzichte van de grootte in het beeld op de sensor weer. (Maak je vervolgens een afdruk dan is de uiteindelijke vergroting veel sterker. Bij een A3, bedraagt dan de uiteindelijke vergroting ca. 12x. )
Wanneer je bij full frame een voorwerp van 24 x 36 mm beeldvullend fotografeert, dan werk je bij 1 : 1. Is het onderwerp 72 mm groot (2 x 36) en vult dat voorwerp ook het beeld, dan spreek je van 1 :2. Is het 18 mm groot en beeldvullend, dan vergroot je en spreek je van 2 : 1. Nu is die afbeeldingsmaatstaf optisch gezien onafhankelijk van het formaat. 1 : 1 wil gewoon zeggen, dat een voorwerp van 36mm lang ook 36mm lang in beeld komt. In de praktijk wordt echter de sensorgrootte als maat gezien: het voorwerp is dan bij 1 : 1 net zo groot in werkelijkheid als de sensor.
Een lens die voor full frame tot 1 : 1 gaat, zal bij APS-C dan ook tot 1,5 : 1 gaan (Canon 1,6 : 1). Voor m43 vergroot die lens zelfs twee keer.
Macro voor APS-C en m43
Objectieven voor full frame bieden voor macro een vergroting die resp. 1.5x en 2x zo groot is. Dat maakt vaak gewone telelenzen al geschikt voor macro-opgaven. Anderzijds zijn er ook speciale macrolenzen voor APS-C, zoals de Micro-Nikkor 40mm f/2.8. Interessant is ook dat de korte macrolenzen van ca. 60mm voor APS-C ‘gewone’ macrolenzen met een extra vergrotingsfactor, en dat makat de instap een stuk goedkoper. Ook speciale objectieven voor APS-C van derden kunnen hier interessant zijn, bijvoorbeeld de Tamron 60mm met de zeer hoge lichtsterkte van f/2.
Keuze brandpuntsafstand
Bij macro-opnamen kan de afstand tussen je lens en je camera zoals we gezien hebben veel te groot worden. Een lens met een korte brandpuntsafstand is dan handig, maar daarbij heb je weer een korte werkafstand. Tussen deze twee kwaden moet je een afweging maken bij de keuze van de brandpuntsafstand. Maar uiteraard wordt ook je beelduitsnede bepaald door de brandpuntsafstand. Een groothoek blijft een groothoek, dus ook al fotografeer je een bloem van heel dichtbij, dan nog krijg je op de achtergrond een heel berglandschap. Maak je diezelfde foto met dezelfde vergrotingsfactor met een telelens, dan zie je niets meer van de achtergrond. Dat kan allebei een mooie foto opleveren, maar het is wel een belangrijke keuze.
Belichtingsverlengingsfactor; effectief diafragma
We hebben bij de voorbeelden al gezien, dat de afstand van lens tot sensor flink kan toenemen. Het diafragma wordt in zo’n geval relatief steeds kleiner. Bij 1 : 1 bijvoorbeeld, is het diafragma twee stops kleiner, het kwadraat van de vergroting van de afstand tussen lens en sensor. Je moet hierbij echter ook rekening houden met de pupilfactor: de verhouding tussen de schijnbare grootte van het diafragma aan de achterkant en aan de voorkant van de lens. Bij lenzen waar het diafragma aan de achterkant kleiner lijkt dan aan de voorkant, is de verlenging namelijk sterker (de diffractie trouwens ook). Omgekeerd: lijkt het diafragma (of als je dat niet ziet: de lensopening) aan de achterkant groter, dan is de belichtingsverlenging en de diffractie kleiner. Draai je de lens echter om, dan werkt ook dat alles weer omgekeerd. In ons voorbeeld met het groothoeklens, pakt dat heel gunstig uit.
Scherpte en scherpstellen
Bij macro wordt er vaak handmatig scherpgesteld en de scherptediepte is klein. Een lens moet daarop ingericht zijn: er moet een brede scherpstelring zijn, die zich heel precies en prettig laat instellen, niet te zwaar en niet te licht.
Ouderwetse macro-lenzen hadden vaak lange en vrij kwetsbare schroefdraden, vaak ook combinaties van meerdere schroefdraden. Met de komst van autofocus zijn die voor een deel vervangen door interne scherpstelling. Bij interne scherpstelling beweegt een lensgroep binnen de lens om scherp te stellen. Dat maakt de scherpstelbeweging sneller en lichter en de verkleining van het effectieve diafragma wordt daardoor deels gecompenseerd. De brandpuntsafstand wordt erdoor wel wat korter. Dat heeft consequenties voor de werkafstand; die wordt kleiner dan zonder inwendige scherpstelling.
Scherpstellen en scherptediepte
Scherpstellen bij macro is niet eenvoudig. Je hebt een kleine scherptediepte, dus wanneer je de camera laat bepalen waarop hij scherpstelt, is de kans groot dat dat onderdeel van je onderwerp dat de meeste aandacht verdient, nu net niet scherp is. Vaak is handmatige scherpstelling, of eerst automatische scherpstellen en dan de scherpstelling uitzetten, een goede oplossing. Daarmee vergroot je uiteraard de scherptediepte niet. Die is bij macro vaak erg klein. Soms is dat heel mooi en kun je het zo laten. Vaak zul je toch een oplossing moeten verzinnen.
Er zijn er drie: diafragmeren, tilt en focus stacks.
Maak je gebruik van een echte macrolens, dan is de kans groot dat je iets verder kunt diafragmeren dan normaal zonder al te veel last te krijgen van diffractie. Diafragma 16 kan vaak nog wel, zeker wanneer je zo’n foto extra verscherpt. Is ook dat niet voldoende, dan blijven er twee mogelijkheden over. Gebruik je een tilt-lens (of balg met tiltmogelijkheden), dan kun je het gebied dat scherp is vergroten met behulp van de Scheimpflug-instelling. Dat is vrij ingewikkeld en we zullen het hier niet uitvoerig behandelen.
De andere methode is die van de focus stacks. In dat laatste geval maak je een serie opnamen, die je vervolgens in software zoals Adobe Photoshop of Helicon Focus samenvoegt. Vooral met het laatste programma werkt dat heel erg goed. Bij opnamen van heel kleine onderwerpen (het oog van een insect bijvoorbeeld) geeft het fascinerende resultaten, alleen zul je dan wel tientallen opnamen moeten maken. Sommige fotografen leggen een insect daarom eerst in de ijskast (het sterft dan niet maar wordt heel traag), anderen gaan op zoek naar een insect dat een natuurlijke dood gestorven is. Afijn, dat laten we aan jou over.
Wat overigens niet helpt om de scherptediepte te vergroten: het kiezen van een kortere brandpuntsafstand. Met een kortere brandpuntsafstand moet je namelijk zoveel dichter bij komen, dat je daardoor net zo weinig scherptediepte hebt als met een telelens op een grotere afstand.
Omgekeerde wereld
Een apart probleem met betrekking tot scherpstellen ontstaat wanneer je boven 1 : 1 werkt. De afstand tussen je onderwerp en de lens is nu kleiner dan de afstand tussen camera en lens. Bij 1 : 1 en daarboven, kun je daarom nauwelijks meer scherpstellen met de lens zelf - of door de afstand tussen de lens en de camera te vergroten. Je moet precies het omgekeerde doen: je moet de afstand tussen je onderwerp en de lens variëren om scherp te stellen. De afstand tussen lens en camera bepaalt boven 1 : 1 de afstand tot je onderwerp, dus in wezen de vergrotingsmaatstaf. Een instelslede of macrorail is daarbij heel handig.
Tips
Scherpteproblemen bij macro
Macro-opnamen zijn in zoverre soms problematisch, dat er allerlei verschillende factoren zijn die de scherpte negatief kunnen beïnvloeden. Allereerst is er natuurlijk de kwaliteit van de lens, alleen een echt macrolens bereikt de optimale scherpte dichtbij, en ook tussen macro-lenzen onderling zijn kwaliteitsverschillen. Voor gewone lenzen met tussenringen of een balg geldt als grondregel: deze zijn in het algemeen beter geschikt voor macro, naarmate de opbouw symmetrischer lijkt en de lichtsterkte kleiner is. Sommige lenzen – ook macro-lenzen – hebben floating elements: daarbij wordt een lens(groep) verplaatst in de lens. (Dat werk net als bij interne scherpstelling, heeft echter in dit geval uitsluitend tot doel de scherpte in het dichtbijgebied te verhogen). Werk je met zo’n lens, dan moet het ook in combinatie met een balg of tussenringen, op de kortste instelafstand staan.
Een belangrijke oorzaak van onscherpte bij macro, is bewegingsonscherpte. Bij 1 : 1 is de lens in feite twee keer zo lang, je zou dus volgens de bekende vuistregel (kortste sluitertijd uit de hand = 1/brandpuntsafstand in mm x omgekeerde cropfactor) de belichtingstijd twee keer zo kort moeten kiezen. Uiteraard helpt beeldstabilisatie hierbij, en tegenwoordig is er een aardig aanbod aan macrolenzen met stabilisatie. Een ander factor is echter, dat je de camera bij het bewegen ook licht naar voren en achteren beweegt. Bij gewone foto’s maakt dat niets uit, bij macro is dat een echt probleem, omdat je én heel dicht bij je onderwerp zit, én de scherptediepe heel klein is. Continue AF (Servo AF) is in zo’n geval een mogelijke oplossing.
Bewegende onderwerpen
Bij bloemen en dieren is er nóg een heel vervelende oorzaak van onscherpte: het onderwerp zelf kan bewegen. Een licht briesje is bij macro-opnamen van bloemen al voldoende om een flinke onscherpte te veroorzaken. Ook hier werkt dat dubbel: enerzijds is er echte bewegingsonscherpte, anderzijds klopt de scherpstelling dan niet meer. Om dat laatste te compenseren kun je continue scherpstelling gebruiken, of wanneer je handmatig scherpstelt, een serie opnamen achter elkaar maken, met drie of meer opnamen per seconde. Meestal zit er dan wel een foto bij, waarbij de bloem net op de juiste plaats stond en wel scherp is. Je doet er wel goed aan dat even te controleren.
Conclusie
Macrofotografie heeft veel aspecten en ontzettend veel mogelijkheden. Maar het is ook een manier van kijken. Je kunt er meteen mee beginnen: pak de lens die je zo dichtbij mogelijk brengt – waarschijnlijk een zoom met telestand – en kijk welke bloemen, dieren of andere motieven er interessant uit zien van dichtbij. Daarna kun je op zoek gaan naar andere accessoires. Of – en dat is de leukste en gemakkelijkste manier - koop een macrolens en begin meteen goed. Je zult zien dat het meteen fascinerend is op die manier.