Lastig: de juiste belichtingsinstellingen voor wildlife
Het is lastig om dieren in de natuur goed te belichten. Vogels hebben vaak de lucht als achtergrond. Zeker bij een fel zonnetje is het contrast met een donkere vogel groot. Hetzelfde geldt voor grotere dieren in een open veld. Als je van gemiddelde belichtingsinstellingen uitgaat, zal het dier te donker worden in de foto. Andersom gaat die vlieger trouwens net zo goed op; lichte dieren tegen een donkere achtergrond worden vaak flets en overbelicht. Contrastrijke foto’s zijn niet eenvoudig, zeker niet als je weinig tijd hebt om hierop te reageren.
Gebruik de belichtingsmeter in je camera
Omdat omstandigheden snel veranderen - een dier kan zich immers bijvoorbeeld snel van de schaduw naar de zon verplaatsen - heb je niet altijd tijd om de instellingen snel te maken. Maak daarom gebruik van de presets van je camera. Kies bijvoorbeeld sluiter prioriteit, wanneer je een bewegend onderwerp fotografeert. Je kiest zelf de geschikte sluitertijd en de camera maakt de andere instellingen. Of kies diafragmaprioriteit, als je meer controle wil over de scherptediepte, door zelf de diafragmaopening te bepalen. Je kunt ook de camera op handmatig zetten, maar wel op Auto ISO. Vaak kun je een maximum ISO waarde invoeren, zodat je ruis in je foto kunt voorkomen.
Maak de belichtingsinstellingen op het onderwerp
Om een succesvolle wildlife foto te maken wanneer je te maken hebt met hoge contrasten, is het een goed idee om de belichting van het onderwerp als uitgangspunt te nemen. Richt je focuspunt op het dier zelf en maak je belichtingsinstellingen aan de hand van de meting die je camera geeft. Het dier is immers je onderwerp, dus dat is een goed uitgangspunt. Als je midden op de dag aan het fotograferen bent, is er een kans dat de achtergrond overbelicht is. Of, bij een wit dier, de achtergrond heel grauw. Maar je kunt beter de omgeving corrigeren in de nabewerking, dan het onderwerp zelf.
Belichtingscompensatie
Allereerst is het een goed idee om natuurfoto’s te maken op het moment dat het licht niet al te hard is. In de praktijk is het licht het hardst rond het middaguur, en het mooist net na zonsopgang en voor zonsondergang. Maar, zoals gezegd, wildlife laat zich niet regisseren dus je soms moet je roeien met de riemen die je hebt. Je kunt tijdens het fotograferen al belichtingscompensatie toepassen. Bij donkere dieren wil je wat licht toevoegen. De belichtingscompensatie gaat dan richting de +. Begin eens met +1. Maak je voor nu vooral zorgen om de belichting van het onderwerp (hopelijk zonder de achtergrond volledig over te belichten).
Voor een licht onderwerp, een zwaan bijvoorbeeld, gaat de belichtingscompensatie de andere kant op, richting de -. Zo voorkom je dat het dier zelf overbelicht wordt. De achtergrond wordt nu ook wat grauwer, maar dat kun je oplossen.
Nabewerking
Omdat het in sommige gevallen onmogelijk is om een foto te maken die helemaal goed belicht is, zul je aangewezen zijn op nabewerking. Om jezelf zoveel mogelijk vrijheid te geven, en zo min mogelijk kwaliteit te verliezen, kun je het beste in RAW fotograferen. Als je de belichtingsinstellingen op het onderwerp hebt gemaakt, zul je in de nabewerking vooral aan de slag moeten met de achtergrond. Bij wildlife zijn de tonen van de achtergrond meestal groen, geel en/of blauw. Je kunt deze gemakkelijk bijstellen, in Lightroom onder de tab HSL/kleur/zwart-wit, of in de RAW converter in Photoshop onder KVL/grijswaarden. HSL staat voor Hue, Saturation, Luminance, wat in het Nederlands Kleurtoon, Verzadiging, Luminantie betekent (KVL). Met de schuifjes kun je nu de kleur opzoeken waar je een correctie op wil toepassen, en deze eenvoudig sterker of lichter maken. Met het penseel kun je eventueel nog wat extra contrast aan de achtergrond toevoegen. Heel eenvoudig en snel!
Lees meer
