Interview met sportfotograaf Vincent Riemersma

Redactie digifoto Starter 591
Vincent Riemersma studeerde natuurkunde en werkte elf jaar aan de natuurkundige en IT-aspecten van radiotherapie voordat hij zijn baan opzegde om professioneel sportfotograaf te worden. Zwaartepunten zijn schaatsen en wielrennen, maar hij fotografeert veel sportsoorten, dit jaar ook op de Olympische Spelen in Peking. Zijn werk valt vooral op door de originaliteit met veel aandacht voor compositie en vormentaal, vaak gebruikmakend van schaduwen, silhouetten en spiegelingen.

Dit artikel is geschreven door Dré de Man en is gepubliceerd in DIGIFOTO Pro 3.2022

Met deze foto won Vincent Riemersma de NSP/ZILVEREN CAMERA Sportfoto van het Jaar 2018

Vincent Riemersma begon dus als amateur met aanvankelijk niet eens de nadruk op sportfotografie. 

Riemersma: ‘Misschien ben ik wel een beetje per ongeluk in de sportfotografie terechtgekomen. Je begint heel breed met fotografie als hobby. In het begin doe je alles, paddenstoelen, een bloemetje, een kat tot een keer een portretje en dan ga je sport doen en dan denk je: hé dat is leuk. Het is dus niet in die zin een bewuste keuze geweest. Ik vind de diversiteit in sportfotografie ook heel leuk. Mensen denken bij sporten alleen maar aan de actie, maar er komt zoveel bij kijken bij het fotograferen van sport. Van het commerciële werk met partners, met gesponsorde attributen tot portretten, teamfoto’s en shoots voor de commerciële magazines. Ik denk dat het die diversiteit is die ik zo leuk vind, maar dat is omdat ik sportfotografie ruimer zie dan alleen maar de actie. Daarom heb ik ook een Nikon Z 9 gekocht; voor actiefotografie is een Nikon D6 goed genoeg, maar in de studio voor portretten of team shoots wil je soms toch die resolutie hebben. Daarvoor had je vroeger dan een D850 erbij.’

Wat is voor jou een goede sportfoto en aan de andere kant, wat zijn de foto's die het best verkopen, of valt dat samen?

‘Ik verkoop meestal geen losse foto’s maar werk in opdracht en lever dan een complete set. Mijn doel is dan altijd dat alles gewoon dikke voldoende is, maar ook dat ik iedere opdracht een - ik noem dat maar Riemersmaatje - maak. Net een ander beeldje waarbij mensen nog een keer moeten kijken wat er gebeurt. Een beeld dat net even anders is in kleur, in licht, in compositie, maar dat wel een aantrekkelijk beeld is. Dat is waar ik altijd naar op zoek ben. Je kunt meer aan een stijl bouwen op die manier. Het is de vraag hoe je dat typeert. Ik heb ooit een interview gelezen in de serie Masterclasses van DIGIFOTO Pro met popfotograaf Gerard Henninger, en hij zei: het zijn simpele plaatjes, maar niet gemakkelijk om te maken. Dat is zo’n beetje mijn doel. Over sommige beelden denk ik gewoon al weken of maanden na en dan heb ik het eigenlijk al in mijn hoofd. Als jij op hetzelfde moment op die plek staat met mijn camera dan maak je hem ook. Alleen, jij staat er niet. Het moeilijke is dat je dat je vooraf bedenkt dat je daar staat op het goede moment.’

Je hebt het beeld al voor ogen?

‘Ik heb sommige foto’s al in mijn hoofd, alleen ik moet ze nog maken. Dan ga ik niet vertellen hoe ze eruit zien want dan gaat iemand anders het doen, maar dan weet je eigenlijk al ongeveer hoe het beeld is. Ik heb het ook met die foto waarmee ik de Zilveren Camera won. Ik wist al dat ik hem ging maken en het jaar daarvoor had ik hem met de fotomast geprobeerd, maar die was niet hoog genoeg. Dat het op dat moment samenviel was gewoon puur toeval. Ik ging voor een ander beeld met mijn drone omhoog, maar op een gegeven moment zie je het gewoon voor je ogen gebeuren en dan klik en je hebt hem. Alleen, als hem al in je hoofd hebt dan herken je ook de situatie. Dat heb je heel vaak met beeld, als je al een bepaald concept in je hoofd hebt dan herken je gemakkelijker een mooie potentiële foto.’

‘Soms maak je een foto en dan zie je hem en dan denk je: oh yeah! Dat gevoel, dat vind ik het mooiste wat er is’

Als je het pas ziet op het moment dat het gebeurt dan herken je het niet of je bent te laat.

‘Maar dan is het ook altijd hetzelfde. Ik kijk daarom ook heel veel naar beeld. Ik vind op Instagram kijken voor mij ook werk. Maar dan niet een beetje doelloos scrollen, nee dan kijk ik bijvoorbeeld bij Nikon en dan zie je al die ideetjes, en dan klik je door naar de fotograaf die het gemaakt heeft en zie je nog meer beeld in die stijl. Het zijn net laatjes in een ladekast en die laatjes zitten vol met inspiratie en ideeën. Als je dan op een gegeven moment ergens bent, dan zie je iets en dan gaat er een laatje open en dan weet je: hé, dat idee, daar wilde ik iets mee. Dan heb je niet hetzelfde beeld maar dan pak je het concept of de compositie. Zo ben ik met beeld bezig en dan is fotografie ook echt heel leuk.’

En anders niet?

‘Als we ons even op schaatsen richten, iedereen weet hoe Sven Kramer eruit ziet. Dus ik kan wel weer met een 400mm een foto van Sven Kramer maken, maar dat voegt helemaal niks toe aan de wereld. Soms moet je het natuurlijk gewoon hebben, want soms wil een klant het hebben, maar ik word er zelf niet blij van. Soms zie je mensen ook al dertig jaar dezelfde foto’s maken, prima, er zijn ook mensen die hun hele leven in dezelfde fabriek werken. Het is niet zo dat ik daar per se een oordeel over heb. Alleen zou ik het zelf niet kunnen, want ik wil wel iedere dag een soort van mezelf blij maken. Soms maak je een foto en dan zie je hem en dan denk je: oh yeah! Dat gevoel, dat vind ik het mooiste wat er is. Dat vind ik gewoon het toffe van fotografie, dat je op die manier ook sportfotografie kan doen en dat gaat een beetje voorbij de gewone finishfoto.’

Maar die moet je wel hebben.

Riemersma: ‘Ja, en dat is soms ook een soort spanningsveld. Je weet, je gaat naar de Olympische Spelen en dan kun je niet iedere dag de creatieve kunstenaar aan de overkant van de baan uithangen. Op het moment dat er iemand Olympisch kampioen wordt, helemaal een Nederlander, moet je het gewoon hebben. Of dat er iemand in het middenterrein zit te wachten, de laatste rit, die spanning, het juichen, dat moet je gewoon hebben.

Dan krijg je een soort spanningsveld en dat is ook wel boeiend, dat je binnen dat kader toch nog af en toe een Riemersmaatje kan maken – ik noem het maar even zo dat is niet arrogant bedoeld – dat vind ik gewoon tof. Dan heb je er misschien maar vier of vijf nodig waarvan ik denk; dit is gewoon hoe ik beeld maak, dit heeft niemand anders gemaakt op de Spelen. Daarom komen sommige klanten bij mij omdat ze dan weten: hij komt weer met iets waarvan we nog niet weten wat het is maar het zal wel goed zijn. Daar wil ik mezelf ook in uitdagen. Dan kun je ook overal over praten met andere fotografen, want dat soort dingen, dat is zo persoonlijk, dat kunnen ze niet kopiëren. Je kunt wel geheime camera-instellingen hebben of zoiets maar daar komen mensen toch wel achter. Maar creativiteit is iets anders. Ik hoorde laatst de quote van Gary Vaynerchuck (@garryvee): “Ideas are like knowing you should do push-ups.” Iedereen weet dat je beter gezond kunt leven, en regelmatig sporten en zo, en toch zitten elke avond op de bank met een zak chips.  En zo is ook met ideeën. Je kunt aan iedereen je ideeën vertellen, hoe je dingen aanpakt, en ik weet zeker dat 99 procent van de mensen er helemaal niks mee doen, omdat het gewoon meer moeite en energie kost. Maar dan zeggen diezelfde mensen wel: jij hebt ook altijd geluk. Maar als je er zo mee bezig bent dan sta je gewoon vaker op de plek waar het gebeurt. Als je het niet zoekt, dan vind je het niet. Het zijn geen lucky shots, of in ieder geval niet vaak.’

Aan de andere kant is het technisch gezien weer gemakkelijker geworden om van zo’n moment te profiteren.

‘Absoluut. Dat is ook het leuke. Ik hoop ook dat er op een gegeven moment een camera komt, waarbij cameratechniek gewoon niet meer relevant is en dat sportfotografie gewoon alleen nog gaat om het bedenken en maken van de artistieke beelden. Vroeger was het een fototechnisch moeilijk beroep en het ondernemen was voor 99 procent heel gemakkelijk, de meeste fotografen waren gewoon ergens in dienst, en nu is dat gewoon volledig omgekeerd.’

Dat betekent ook dat je meer aandacht en tijd hebt voor het beeld of heb je dat niet nodig?

‘Kijk, ik vind het ook heel leuk om over fotografie te praten, maar als je maar lang genoeg met andere fotografen praat, dan gaat het uiteindelijk altijd over camera’s, techniek, instellingen et cetera. Ik vind juist het interessant om de randjes van, ja, van wat mooi is op te zoeken. Maar de vraag wanneer je op diafragmavoorkeur werkt en wanneer op sluitertijdvoorkeur boeit me eigenlijk niet zo.’

Maar hoe zit dat dan financieel? Wordt de concurrentie dan niet groter? Ik heb wel eens met iemand gesproken die wilde graag sportfotograaf worden en die fotografeerde op zaterdagmiddag bij voetbalwedstrijd en kreeg daar dan twee tientjes voor. 

‘De grap is, als je voor commerciële partijen werkt, dan zit er heel veel geld in sport. Ik denk dat er meer geld dan ooit in sport zit al heb ik daar geen cijfers van. Ik denk over het algemeen dat er meer geld dan ooit in fotografie zit. Alleen, de groep die ervan mee wil profiteren is nog veel groter dan ooit dus gemiddeld genomen krijgen heel veel mensen een veel kleiner bedrag. Maar zit je bij goede partijen, en opdrachtgevers, dan kun je echt een heel goede boterham verdienen. Weet je, online marketing is groter dan ooit en dan hoort soms minder goed beeld bij maar soms ook wél goed beeld. Veel teams hebben tegenwoordig een eigen fotograaf die ze een goede dagvergoeding betalen, want ze moeten fans aan zich binden, dan komen de sponsoren ook.’

Dus het is interessant aan de marketingkant en niet aan de journalistieke kant?

‘Ik doe nooit opdrachten voor een krant, ben ik ergens al, dan lever ik natuurlijk wel als ze het vragen. Doe je commerciële shoots voor een magazines of grotere partijen, dan zit daar nog steeds een goed budget achter. Dat zie je ook op de Olympische Spelen, daar kun je niet op de bonnefooi heen in de hoop dat je de volgende dag in de krant staat, daar zat ik voor vier teams en de bond. Dat zijn partijen die willen gewoon goed beeld hebben en daar is het allemaal niet zo’n probleem. Ik denk dat de plek waar het geld zit, is verschoven. 

‘Fotografie is voor mij net zoiets als sporten. Ik wil de allerbeste zijn, maar tegelijkertijd denk ik absoluut niet dat ik de beste ben’

Heel veel mensen willen graag sportfotografie doen en die denken dan dat ze voor de krant moeten gaan fotograferen. Maar de lezersaantallen, de oplages, en daarmee de inkomsten worden gewoon steeds minder. Maar online wordt het steeds meer. Je moet als ondernemer ook met de markt meebewegen en ik zie heel veel mensen om me heen die dat niet doen. Goed, ik ben dan misschien een soort van de nieuwe generatie dus je stapt in terwijl de wereld al veranderd is. Maar als de wereld om je heen verandert dan kun je daar iets vinden, dat mag ook, alleen je hebt er niet zoveel aan. Mijn basisaanname is dat er altijd iemand is die mijn werk gratis wil doen, altijd. Daar vind ik ook iets van, maar ik kan me er niet druk om maken, het is gewoon een gegeven, dat is hoe het speelveld is. Dus ik moet bewijzen dat ik een meerwaarde toevoeg vergeleken met iemand die het gratis doet. 

Je ziet het ook bij die grote teams, bijvoorbeeld een Ajax en Barcelona, als je ziet hoeveel FTE’s zij in dienst hebben voor social media en online content, dat is gewoon bijna belachelijk soms. Maar dan wordt de oude generatie persfotografen die aan de zijlijn zit boos op mensen die gewoon voor een fulltime salaris met een iPhone een filmpje maken voor de club. Die persfotograaf moet natuurlijk zijn werk goed kunnen doen, en je moet elkaar niet in de weg lopen, maar het kan ook gebeuren dat de manier waarop een maker waarde kan toevoegen verschuift en dat moet je ook kunnen accepteren denk ik. 

Als ik mijn bestaan als professioneel fotograaf simpel en in één zin zou moeten samenvatten, dan is het wel dat ik bewijzen moet dat ik wél geld moet krijgen voor mijn fotografie terwijl iemand het voor niets zou doen. Dat is misschien een beetje gechargeerd, maar ik denk wel dat het is hoe ondernemen voor een fotograaf nu werkt. 

‘Er is altijd iemand die mijn werk gratis wil doen’

En soms schuurt dat, want fotojournalistiek vind ik heel belangrijk, bijvoorbeeld een Eddie van Wessel die nu in de Oekraïne zit om daar verslag te doen van de oorlog, dat soort mensen zou gewoon beter betaald en gewaardeerd moeten worden voor wat ze doen. Daar is het huidige systeem niet op ingericht en ik heb daar geen oplossing voor, sterker, daar maak ik me ook wel zorgen over. Maar tegelijkertijd heb je als ondernemer ook heel erg de verantwoordelijkheid voor jezelf. Zo zouden sommige collega’s ook naar zichzelf moeten kijken, naar wat ze er zelf aan kunnen doen.’

Techniek

Terug naar je idee dat je graag een camera wil die alle technische besognes van je afneemt. We zijn al heel ver, de Nikon Z 9 doet al heel veel zaken vanzelf zonder dat je daar speciale instellingen voor hoeft te kiezen. Maar stel dat de Nikon Z 10 echt alles vanzelf doet, zou je dan ook betere foto’s maken? 

‘Dertig jaar geleden was het een hele kunst om scherpe sportfoto’s te maken, lage ASA’s, manuele focus, minder beelden per seconde et cetera. Maar dat is allemaal opgelost, en nu heb je nog fotografen die denken dat ze heel goed zijn omdat ze een scherpe foto maken. Als je vroeger bij de biatlon de kogel op de foto had, dan was dat de foto van het jaar. Nu is dat bij de Nikon Z 9 een fluitje van een cent en als je wil maak je het elke keer. De waarde van sommige beelden wordt daarmee dus minder, dat moet je ook accepteren. Daardoor worden andere dingen belangrijker en dat is wat ik ook een beetje hoop. Iedereen kan met de huidige camera’s scherpe sportfoto’s maken. Helemaal met schaatsen en andere snelheidssporten. Voetbal gaat nog alle kanten op, maar bij schaatsen is het gewoon: als het dit rondje niet lukt dan het volgende rondje. Ze komen gewoon op precies dezelfde plek weer voorbij en dan kun je gewoon nog een keer proberen. Dus een scherpe foto maken van Sven Kramer, dat is geen vak. Of van de 100 meter hardlopen. Daar komen ze recht op je af, 10 seconden, 120 beelden per seconde, dan kun je, als je zou willen, 1.200 foto’s maken en waarschijnlijk zit er dan niet één onscherpe foto ertussen.

Je hebt dat ook met portretten. Dat deed ik met de D850,  dan zat je op f/1.4 en als je een beetje bewoog was het oog weer onscherp. Maar je kon ook niet op continue focus doen, want dan ging het net een beetje stuiteren omdat je geen eye autofocus had. Nu met de Nikon Z 9 op f/1.2 is iedere foto gewoon ragscherp op het oog. Dat is niet omdat ik zo goed ben, maar omdat de huidige techniek zo goed is. Natuurlijk moet je de camera zo instellen dat hij dat hij zich gedraagt zoals jij wil, maar dan kan ik hem aan iemand anders geven en die kan het dan ook. Ik hoop dat als die technische moeilijkheden helemaal wegvallen, het dan weer echt alleen maar om het beeld gaat, dat lijkt me gewoon heel interessant. Fotografie is echt het leukste werk wat er is, behalve als iedereen weer gaat zeuren dat het vroeger beter was. Dat vind ik jammer. Ik mag gewoon sportwedstrijden fotograferen, soms ook nog buiten in het zonnetje, en daar word ik voor betaald, daar moet je toch gewoon heel blij en dankbaar voor zijn. Ik vind dat er meer positiviteit in het wereldje van de fotografie in het algemeen, en sportfotografie in het bijzonder, mag zijn want het is gewoon super leuk om foto’s te maken voor je werk. Ik kan daar echt blij van worden en dat is niet omdat ik een of ander zweverig persoon ben.’ 

Ik denk dat het ook een voorwaarde is, als je iets creatiefs doet.

‘Fotografie is voor mij net zoiets als sporten. Ik wil gewoon de allerbeste zijn, maar tegelijkertijd denk ik absoluut niet dat ik de beste ben. Als je bij schaatsen een persoonlijk record rijdt, dan weet je dat je het goed gedaan hebt, binnen je eigen mogelijkheden, zelfs als je niet gewonnen hebt. Ik zie sportfotografie ook zo, je hoeft niet altijd te winnen en “de beste foto” is natuurlijk ook heel subjectief, maar ik vind dat je het gewoon moet ambiëren om elke dag het beste beeld te maken, van iedereen. Die drive, dat doel, heb ik elke opdracht, en dat lukt niet altijd, of sterker, dat lukt heel vaak niet, maar dat maakt dan ook niet uit. Dat is dus niet op een zure manier of met ellebogenwerk de rest willen verslaan, maar het zou juist een soort initiële motivatie moeten zijn. Het gevoel: hé, ik heb een heel goede foto. Dat is dan als je het in sporttermen wil zeggen, een persoonlijk record, een overwinning op jezelf.’ 

Dit artikel is geschreven door Dré de Man en is gepubliceerd in DIGIFOTO Pro 3.2022

afbeelding van Redactie

Redactie digifoto Starter | Redacteur

Bekijk alle artikelen van Redactie