In welke stand fotografeer je?

Amy Schutte 929
Op het draaiwieltje van je camera staan allerlei afkortingen en bij sommige camera’s ook icoontjes. Welke stand kun je het beste kiezen?

Op camera’s van verschillende fabrikanten ziet het draaiwieltje er vaak net anders uit. Andere afkorting, dezelfde functie. Laten we eens kijken wat de mogelijkheden zijn en welke stand bij jouw fotografie past.

Auto stand (groen rechthoekje)

Dit is de automatische stand van je camera. De camera doet een lichtmeting met behulp van de ingebouwde lichtmeter, en bepaalt zelf welke instellingen een goed (gemiddeld) belichte foto opleveren. Voor omstandigheden met voldoende licht en weinig sterke contrasten werkt dit uitstekend. Je kunt al je aandacht richten op een goed onderwerp, je standpunt en je compositie. Uiteindelijk is het natuurlijk wel fijn als je de andere functies leert kennen, om optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden van je camera.

Program stand (P)

In deze stand worden de belichtingsinstellingen automatisch gemaakt, dus de camera kiest ze. Je hebt in deze stand echter wel de mogelijkheid om de ISO waarde zelf in te stellen, net als de witbalans en belichtingscompensatie. Zo kun je dus net iet meer controle over je foto uitoefenen.

Sluiterprioriteit (S of Tv)

In sluiterprioriteit kies je zelf de sluitertijd van je foto. De camera kiest daarbij de andere belichtingsinstellingen, namelijk de diafragmaopening en de ISO (mits op auto ISO). Met de sluitertijd wordt bepaald hoe lang er licht op de sensor valt. Hoe langer, hoe meer licht. Maar, bij een (te) lange sluitertijd, kun je kleine bewegingen in de camera of het onderwerp gaan zien. Hierdoor ontstaat bewegingsonscherpte. Dit kan een gewenst effect zijn, en is één van de redenen om voor sluiterprioriteit te kiezen. Sluiterprioriteit is vooral handig wanneer je beweging wil fotograferen. Je kunt bepalen of je de beweging wil bevriezen of juist beweging wil laten zien.

Diafragmaprioriteit (A of Av)

In diafragmaprioriteit stel je zelf de diafragmaopening in. De camera kiest daar, met behulp van de belichtingsmeter, de juiste sluitertijd en ISO bij (mits je de camera op auto ISO hebt ingesteld). Met het diafragma bepaal je hoeveel licht er door de ‘iris’ op de sensor valt. Het diafragma, en hoeveel licht deze doorlaat, is vooral van invloed op de scherptediepte van je foto. Bij een kleine scherptediepte is een klein gedeelte scherp, de voor- en achtergrond worden onscherp of wazig. Bij een grote scherptediepte is juist een groot gedeelte van de foto scherp. Hoe groter de diafragmaopening (dat betekent een klein f/getal in je instellingen), hoe kleiner de scherptediepte.

Handmatig (M)

Wanneer je een tijdje bezig bent, en begrijpt hoe de verschillende elementen van de belichtingsdriehoek (sluitertijd, diafragma en ISO) zich tot elkaar verhouden, kun je je instellingen helemaal zelf maken. De camera helpt je niet meer, je zorgt zelf voor een goede belichting van je foto. Natuurlijk heb je daarbij nog wel de hulp van de ingebouwde belichtingsmeter. Het grote voordeel is dat je nu zelf alle controle over je foto hebt. Het eindresultaat zou dus zo moeten zijn als je het zelf in gedachten had.

Camera’s zijn ‘slimme’ apparaten en kunnen je helpen door een deel van de instellingen zelf te kiezen. Probeer de verschillende standen uit en onthoud dat ze niet alleen handig zijn voor beginnende fotografen. Ook professionals gebruiken ze regelmatig, om meer aandacht te kunnen besteden aan andere elementen in de foto. Welke stand je vaker zult gebruiken, is dan ook sterk persoonlijk.

afbeelding van Amy Schutte

Amy Schutte | Redacteur

Bekijk alle artikelen van Amy