De verschillende soorten licht waar je mee te maken krijgt in landschapsfotografie
Licht uit reflectie
Dit is licht dat weerkaatst wordt door een reflecterend oppervlak. Denk bijvoorbeeld aan natte rotsen bij een rivier of waterval. Door de weerkaatsing wordt het licht wat zachter gemaakt, wat een mooie, warme gloed op deze oppervlakken geeft. Het licht is vaak gelijkmatig en zacht. Uitstekende fotografie omstandigheden dus. Vind je de reflectie te hard? Dan kun je ervoor kiezen om een polarisatiefilter te gebruiken. Waterpartijen reflecteren overigens zelf ook licht, net als witte stranden.
Bewolking of mist
Dichte bewolking hoeft niet perse te betekenen dat je binnen moet blijven. Een effen grijze lucht is vaak heel saai, maar het werkt wel goed als softbox, waardoor het licht zachter wordt. Vaak is het wat blauw van kleur. Zeker in combinatie met mist kun je het vooral inzetten om dramatische landschapsfoto’s te maken. Kies je onderwerpen daarbij: harde rotsen werken beter dan bloesemvelden.
Tegenlicht
‘Zorg dat je de zon altijd in je rug hebt’, is je vast meer dan eens verteld. Toch is het juist mooi om de zon in je landschap op te nemen. Door hem als tegenlicht te gebruiken, kun je mooie lensflares krijgen. Probeer jezelf zo te positioneren dat een deel van de koperen ploert verborgen wordt door een voorwerp als een gebouw of boom. Zo krijg je een mooie ‘halo’ in dat gebied en is de zon niet alleen een lichte vlek. Ook kun je ervoor kiezen om je diafragma klein te houden (groot f/getal). Zo kun je een zonnester krijgen, waarbij je de stralen als een soort ster in je foto ziet.
Direct licht (midden op de dag)
Dit licht is hard en lastig om mee te werken, zeker als het een stralende dag is. De schaduwen zijn sterk en het verschil tussen de lichte delen en de donkere delen van je foto is groot. Door het grote natuurlijke contrast werken dit soort foto’s vaak het beste in zwart wit. Ook kun je zoeken naar patronen: door de sterke (identieke) schaduwen kun je sterke een compositie maken.
Ochtend en avondlicht
Oh, de beroemde ‘gouden uren’. Dit zijn de uren waarop het licht meer horizontaal invalt, zachter is en warmer van kleur. Het contrast is niet te hard maar wel aanwezig. De uren (of eigenlijk eerder minuten) net na zonsopgang en voor zonsondergang zijn het ideale tijdstip voor buiten portretten. Maar ook in landschappen kan het onderwerpen tot leven brengen, alsof ze een soort gloed krijgen. Een goed idee om van dit licht gebruik te maken dus.
Licht door mensen
Ook in landschappen kun je gebruik maken van kunstlicht. Denk aan stadsgezichten in de avond (of vroege ochtend). Of fotografeer wegen met een lage sluitertijd, zodat je bewegingsonscherpte krijgt. De lichten van de auto’s worden dan lange strepen. Laat de weg als zichtlijn door je foto lopen en dit kan heel goed werken. Gebruik wel een statief.
Op elke dag, onder elke licht omstandigheid, kun je erop uit om landschappen te fotograferen. Zelfs tegen regen en sneeuw kun je je wapenen. Elk weertype geeft zijn eigen sfeer, maar je kunt het licht in elk geval gebruiken naar je eigen inzicht.