Creatief aan de slag met flitslicht
Wanneer je gebruik maakt van een opzetflitser, is het verstandig je flitser nooit direct op je onderwerp te richten. Je doet er beter aan de flitskop te richten naar een witte muur of richting een oppervlak dat het licht zacht weerkaatst. Wanneer je flitser op een gekleurd oppervlak weerkaatst, neemt het licht die kleur over.
Manuele stand
Zet je camera bij voorkeur op de manuele stand (M). Op die manier bepaal je zelf de hoeveelheid omgevingslicht. Dit doe je door de sluitertijd langer of korter te maken. Bij een sluitertijd van 1/250 zal de achtergrond bijna zwart zijn. Bij 1/20ste daarentegen breng je ook de achtergrond in beeld. In principe blijft de flits altijd op automaat staan. Als je je camera verticaal houdt – in de portretstand - draai dan de camera zo dat de flits aan de kant van het gezicht van je onderwerp staat.
Centrale focuspunt
Ben je gewend te focussen op je onderwerp met het centrale focuspunt, en nadien opnieuw te kaderen? Niet doen als er een flits op je camera staat: je flits heeft immers bij het focussen ook al het licht gemeten. Maak dus gebruik van de extra focuspunten.
Strobisme
Een externe flitser levert helemaal mooi licht op als je “hem” van de camera haalt en vanuit een andere hoek op je onderwerp laat schijnen. Deze manier van flitsen noemen we strobisme. Hierbij draait het om zacht, indirect licht dat mooi gemengd wordt met het omgevingslicht. Echter, wie net begint met flitsen doet er verstandig aan eerst veel te oefenen met een opzetflitser.