Kies de juiste sluitertijd

Wanneer je altijd in de automatische stand fotografeert, kiest de camera de sluitertijd voor je. Het is echter een leuke uitdaging om bewust de sluitertijd te bepalen. Om de sluitertijd aan te passen draai je de knop naar de Tv stand (Canon), of naar de S-stand (Nikon). De sluitertijd is de tijd dat het licht op de sensor valt. Bij korte sluitertijden valt er een kort moment licht op de sensor, zodat bewegingen worden ‘bevroren’. Bij lange sluitertijd valt er voor langere tijd licht op de sensor, zodat bewegingen worden ‘uitgerekt’.

Sluitertijd van 1/1000

Gebruik deze sluitertijd om het onderwerp scherp op de foto te krijgen, terwijl het snel beweegt. Je kan hierbij denken aan vliegende vogels, rijdende auto’s of fanatieke sporters. Wanneer de sluitertijd niet kort genoeg is zal je verschillende elementen in je foto als onscherp zien. De belichtingstijd is maar kort, de camera zal je diafragma zo groot mogelijk maken. Vergeet echter je ISO-waarde niet, soms is het nodig deze te verhogen in dit soort situaties. Hoe groter het bewegende onderwerp in beeld is, hoe meer onscherpte je ziet.

Bij het nemen van deze foto is gekozen voor een korte sluitertijd om de volledige vogel scherp te houden.

Sluitertijd van 1/100

Met deze sluitertijd kan je langzaam bewegende objecten goed op de foto zetten. Hoe drukker iets of iemand beweegt, hoe korter de sluitertijd moet zijn om dat beeld scherp te houden. Zo zal je bij een joggend persoon een snellere sluitertijd moeten hanteren dan bij een slenterend persoon. Zorg dat je sluitertijd bij de brandpuntsafstand past. Een handige regel is 1/brandpuntsafstand = sluitertijd. Dit betekent dat, wanneer je brandpuntsafstand 100mm is, je sluitertijd minstens 1/100 moet zijn. Uiteraard gaat deze regel niet altijd op. Onder de 1/50 seconden is het aan te raden een statief te gebruiken.

Voor deze foto was geen extreem snelle sluitertijd nodig, en sluitertijd van 1/100 is genoeg om de fietser te bevriezen.

Sluiterijd van 1/10

Hiermee kan je bewust onscherpe beelden creëeren. Als je de achtergrond scherp en onbewogen wilt houden zal je in veel gevallen met een statief moeten werken. Tenzij je voldoet aan de sluitertijdsregel. Bewegende objecten zullen iets onscherp worden, wat het gevoel van beweging benadrukt.

Deze sluitertijden zijn echter ook zeer geschikt voor 'pannen,' het meetrekken van de camera met de actie. Dit is een techniek die veel wordt gebruikt bij wielrennen, motor- en autosport. Hierdoor worden alle statische onderdelen van een bewegend voorwerp scherp weergegeven, maar wielen en benen worden onscherp, evenals de achtergrond.

Om de beweging van deze waterval weer te geven is gekozen voor een iets langere sluitertijd, niet te lang zodat er niet één waas ontstaat.

Sluitertijd van seconden

Door je sluitertijd om een paar seconden in te stellen wordt elk onderwerp wat maar iets beweegt, zoals blaadjes in de wind, onscherp. Uiteraard moet je hiervoor je camera wel op een statief zetten.

Hierbij worden bewegende voorwerpen één waas, of in sommige gevallen verdwijnen objecten zelfs uit beeld alsof ze er nooit zijn geweest. Het is hiermee mogelijk toeristen uit een foto te verwijderen. Deze foto’s leveren vaak serene beelden op omdat veel textuur ontbreekt uit de foto.

Bij deze foto was het doel om het water van de Maas volledig van textuur te ontdoen, zodoende leidt dit niet de aandacht af van de gebouwen.

Tips

Let goed op de afstand tot je onderwerp en de bewegingssnelheid ervan. Pannen kost ervaring om het goed onder de knie te krijgen. Zorg ervoor dat je met het middelste focus punt een bepaald punt van je bewegende voorwerp blijft volgen.