Alles over objectieven: vast brandpunt of zoom?

Redactie digifoto Starter 767

Zoomobjectieven zijn heel universeel en vaak goedkoop, vaste brandpunten bieden weer andere voordelen zoals lichtsterkte. Maar wat is nu het beste voor wie en in welke situatie? Wij leggen de voor- en nadelen van de verschillende objectieven naast elkaar en beschrijven de combinaties die je kunt kopen en meenemen op vakantie.

Dit artikel is geschreven door Dré de Man en is gepubliceerd in DIGIFOTO Pro 3.2022

In 1998 introduceerde Leica de Tri Elmar M 16-18-21mm f4 ASPH. Het was geen zoom, maar ook geen vast brandpunt. Je kon de brandpuntsafstand veranderen, maar alleen in drie stappen. Wat Leica daarmee probeerde te bereiken, was dat de ontwerpers geen compromissen hoefden te sluiten om zo’n objectief bij bijvoorbeeld 19,7 mm ook goed te laten presteren. Ze konden het optimaliseren voor drie brandpuntsafstanden. Dat sluit ook goed aan bij de praktijk, waarbij vaak alleen de beide uiterste brandpuntsafstanden van een zoom gebruikt worden. 

Als je erover nadenkt, leggen beide laatste zaken de vinger op de zere plek bij zooms: aan de ene kant gaat het zoomen ten koste van de beeldkwaliteit en aan de andere kant zou de gebruiker graag verder willen zoomen dan mogelijk is. Het voorbeeld van Leica is nooit gevolgd, ook niet door Leica zelf. Dat heeft er ongetwijfeld mee te maken dat – zeker sinds de introductie van de spiegelloze camera’s van de grote merken – de kwaliteit van zooms er enorm op vooruit gegaan is. Neem de Canon RF 28-70mm f/2.0 L USM: een mijlpaal in de lichtsterkte van standaardzooms én een zoom van uitstekende kwaliteit. 

‘Het ideale zoomobjectief bestaat niet, hoe goed het ook is’

Toch blijven de beperkingen bestaan. De doorsnee gebruiker zal deze zoom van bijna anderhalve kilo niet kiezen als hij of zij ’s avonds van het hotel naar het restaurant wandelt. Een 24-70mm f/2.8 is dan weer wat minder zwaar maar ook minder lichtsterk terwijl de compactere standaardzooms (bijvoorbeeld 24-105mm f/4) echt tekortschieten als je een mooie vage achtergrond wil hebben en/of wil fotograferen bij weinig licht. Kies je een nog groter bereik dan verlies je zowel optische kwaliteit als lichtsterkte. Kortom: het ideale zoomobjectief bestaat niet, hoe goed het ook is. Prijs, gewicht, bereik en optische kwaliteit zijn nauw met elkaar verbonden.

Camera Nikon Z 7II | Objectief Nikkor Z 50mm f/1.2 S | Brandpunt 50 mm | Sluitertijd 1/100 | Diafragma f/1.2 | ISO 64

En de vaste brandpunten? Daarbij is in ieder geval één beperking heel erg duidelijk: je kunt niet zoomen. In zekere zin is dat ook wel prettig, want je hoeft niet meer na te denken en je kijkt als het ware door één bril, in plaats van door een hele set van brillen. Kies je niet voor extreme lichtsterkten dan is zo’n objectief redelijk tot zeer compact en licht en het valt ook nog eens nauwelijks op (ideaal voor straatfotografie). Kortom: bijna allemaal voordelen. Maar wat als je een standaardobjectief mee hebt genomen en je komt langs een gebouw, dat je alleen met een groothoek op de foto kunt zetten? Tja, dat is dan pech. 

Bij alle voorbeelden zien we één beeld opdoemen: een objectief is altijd een compromis. In de ene situatie is het ideaal, terwijl het in de volgende situatie een blok aan je been zal zijn. Hoe maak je nu een goede keus? Laten we eerst eens kijken naar de optische kwaliteitsaspecten van beide soorten objectieven en de verschillen in lichtsterkte en gewicht daarna naar aardige combinaties voor verschillende situaties. 

Optische kwaliteit

Lensrentals met hun superstrenge MTF-metingen hebben al een paar keer laten zien dat zooms geen uitblinkers zijn qua kwaliteit. Maar ik noem hun MTF-tests niet voor niets enorm streng: ze testen als het ware de kwaliteit van een objectief in combinatie met een sensor met een theoretisch onbeperkt aantal megapixels en dan alleen bij volle opening. Combineer je het met een camera met 24 megapixels, dan krijg je echt een heel ander beeld en zelfs in combinatie met 60 megapixels valt het enorm mee. Ga je dan diafragmeren en kijk je dan ook nog eens naar de eisen die de meeste gebruikers stellen, dan blijkt dat een zoom echt heel goed kan zijn. Dat zien we ook bij onze eigen reviews. De beste zooms halen na een stop diafragmeren waarden die grenzen aan het maximaal bereikbare met de huidige sensoren. Niets aan de hand dus, toch? 

‘Prijs, gewicht, bereik en optische kwaliteit zijn nauw met elkaar verbonden’

Dat is weer een te simpele conclusie. Vergelijken we ze met vaste brandpunten, dan zijn die door hun lichtsterkte vaak al veel eerder op stoom. Bij f/2.8 zijn de betere exemplaren al scherp van hoek tot hoek, terwijl je dat bij veel zooms niet kunt zeggen. De allerbeste zijn bij f/2 of zelfs f/1.2 beter dan de zooms bij f/2.8. Vergelijk je ze dus bij dezelfde diafragma’s, dan zijn de vaste brandpunten bijna altijd een stuk beter, zeker wanneer het moderne ontwerpen betreft in dezelfde prijsklasse. Bovendien heeft een objectief meer kwaliteitsaspecten dan alleen scherpte – nog afgezien van het feit dat scherpte een lastig te definiëren begrip is. Je zult dan ook net wat meer andere beeldfouten aantreffen als coma en astigmatisme en chromatische aberratie en het bokeh is vaak wat minder (niet te verwarren met de hoeveelheid achtergrondonscherpte door de lichtsterkte, al speelt ook die een grote rol in deze vergelijking). 

Een opvallend nadeel van zooms is hun gevoeligheid voor tegenlicht en reflecties. Ook dat is veranderd in de loop van de jaren, maar er zijn maar weinig fabrikanten die over de coatingtechnologie beschikken om reflecties afdoende te bestrijden, en zelfs die zien zich vaak geplaatst voor enorme uitdagingen. Ook de zonnekappen van zooms zijn vaak een compromis: te kort voor de langere brandpuntsafstanden. Een tip: heb je de zon net niet in beeld en zie je een reflectie, probeer dan of je met je hand net buiten beeld deze kunt afschermen.

In de praktijk zijn de verschillen vaak nog groter. Zooms zijn nogal ingewikkeld om te produceren. Ze zullen dan ook zelden helemaal perfect gecentreerd zijn, en de minder dure exemplaren al helemaal niet. Gebruik je zo’n zoom een aantal jaar dan kan dat nog toenemen: niet ieder exemplaar is bestand tegen schokken of stoten, zeker de gevoelige schuiftubussen met hun ingewikkelde geleidebanen niet. 

Camera Nikon Z 7II | Objectief Nikkor Z 50mm f/1.2 S | Brandpunt 50 mm | Sluitertijd 1/6400 | Diafragma f/1.2 | ISO 64

Toch zijn er ook weer onverwachte voordelen van zoomopjectieven. Door hun opbouw is het vaak vrij eenvoudig om stabilisatie te integreren, dus bij gemiddeld lange brandpuntsafstanden kan dat voordelen hebben (bij kortere brandpuntsafstanden vangt dat – in ieder geval bij spiegelloze camera’s de stabilisatie van de camera dat op). Nog een voordeel: telezooms in ingeschoven toestand, zijn vaak bijzonder compact. Combineer je ze dan met een converter, dan kom je op telefactoren van bijna drie. Dat brengt ons echter ook weer op een nadeel: zooms presteren meestal minder goed met converters en in sommige gevallen kunnen ze niet eens gebruikt worden. In combinatie met reflexcamera’s bereik je al snel het de lichtsterkte waarop niet meer scherpgesteld kan worden en bij zowel reflexcamera’s als spiegelloze camera’s is de geringe lichtsterkte een probleem bij weinig licht en/of snel bewegende onderwerpen.

(Bijna) ideale zooms

In het groothoekbereik telt iedere mm, helemaal in het utragroothoekbereik. Het verschil tussen 18 en 20mm is goed te zien bijvoorbeeld, en dat tussen 16 en 14mm helemaal. Daarom is een groothoek met een bereik van 14-24mm, of 16-35mm wel heel aantrekkelijk: het vervangt een hele reeks aan vaste brandpunten. Je hebt groothoekzooms die zoveel aantrekkelijker zijn dan vaste brandpunten, dat die laatste alleen voor speciale opgaven zoals astrofotografie en reportages zinvol lijken. Bij standaardzooms ligt dat weer ander en telezooms moeten concurreren met teleobjectieven gecombineerd met converters: geen gemakkelijke keuze. Maar de 70-200mm zooms hebben zeker bij reportages weer hun unieke voordelen.

‘De nadelen van een reiszoom kun je (deels) opvangen door hem aan te vullen met één of meer lichtsterke vast brandpunten’

Speciale objectieven

Een zoomobjectief is vergeleken met een vast brandpunt vaak behoorlijk gecompliceerd. Heb je dus speciale eisen, bijvoorbeeld macro, tilt-shift en variabele sferische aberratie, dan zijn die niet haalbaar. Kortom: voor specialiteiten is je keus beperkt tot vaste brandpunten. Sommige zooms hebben wel een (bijna) macro-functie, maar die is qua kwaliteit niet te vergelijken met speciale macro-objectieven. Wel zijn er meerdere fisheye-zooms en die verlossen je van het probleem, dat noch een formaatvullende, noch een circulaire fisheye voor alle opnamen geschikt is. 

Lichtsterkte, prijs en gewicht

Als je een objectief ontwerpt, ben je bezig met het corrigeren van beeldfouten. Hoe ingewikkelder het objectief, des te meer extra elementen je nodig hebt en des te groter en zwaarder het wordt. Dat kun je dan weer beperken door bijzondere glassoorten en asferische elementen te gebruiken, maar dat maakt het objectief duurder. Ook hier zie je weer dat de ene eigenschap ten koste gaat van de andere. Beperk je de lichtsterkte, dan beperk je ook het gewicht de prijs en de afmetingen, dus dat is een oplossing. Neem je genoegen met een kleiner bereik, dan biedt dat ook voordelen. Maar wanneer je een 14-400mm f/1.4 wil hebben, moet je op zoek gaan in een alternatief universum. Zelfs een bescheiden 14-400mm f/5.6 zul je in ieder geval nergens op deze planeet vinden. Maar combineer je een 14-24mm f/2.8, een 24-105mm f/4 en een 100-400mm f/4.5-6.3, dan kan het ineens wel. Kortom: laten we eens gaan kijken naar mogelijke combinaties en oplossingen. 

Camera Nikon Z 7II | Objectief Nikkor Z 50mm f/1.2 S | Brandpunt 50 mm | Sluitertijd 1/320 | Diafragma f/6.3 | ISO 64

Ik ga op vakantie en ik neem mee

Vakanties bieden uitgelezen fotomogelijkheden. Aan de andere kant wil je niet dat vakantie op werk gaat lijken, dus rondslepen met een zware rugzak met objectieven is dan niet ieders favoriete tijdsbesteding. Daarom hebben we een serie van oplossingen verzonnen voor dit probleem.

Oplossing 1: standaardobjectief

Tot in de jaren zeventig werd bijna iedere reflexcamera verkocht met een standaardobjectief van 50 of 55, soms 58mm. Een standaardobjectief heet niet voor niets zo: jij kunt er bijna alle foto’s mee maken. Landschappen, steden, portretten op een zekere afstand en reportage-achtige onderwerpen. De grote lichtsterkte én de hoge kwaliteit maken het fotograferen vaak tot een feest. Let er wel op dat je er eentje kiest met een mooi bokeh.

Oplossing 2: twee of drie vast brandpunten

Je kúnt natuurlijk een beetje denken zoals Leica en drie compacte vast brandpunten meenemen, bijvoorbeeld een 20mm, een 35mm en een 85mm. Of maar twee: een 24mm en 85mm. Lichtsterkten van f/2.8 tot f/1.2 bepalen dan het gewicht respectievelijk de gebruiksmogelijkheden. Maar voor reportage-toepassingen en zelfs landschappen kom je zo een heel eind. Ik heb zelfs wel eens een fotograaf gezien die een mooie reportage maakte, uitsluitend gebruikmakend van een 85mm f/1.4. Maak je bergwandelingen, dan kan een setje met een kleine lichtsterkte weer ideaal zijn. Kortom: je kunt met een paar vaste brandpunten veel meer dan je zou denken, helemaal als ze lichtsterk zijn.

Oplossing 3: heilige drie-eenheid

Fotojournalisten proberen vaak alles te doen met drie zooms: een groothoekzoom, een standaardzoom en een 70-200mm, allemaal in de lichtsterkte f/2.8. Je bent natuurlijk met zo’n set op alles voorbereid, maar het is ook een heel bedrag én gewicht. Als je geen fotojournalist bent, is het vaak handiger om in ieder geval één van deze drie zooms te vervangen door één of meer andere objectieven. De 70-200mm kun je dan mogelijk vervangen door een 100-400 of 100-500 en de standaardzoom door 50 en 35mm, 24mm zit immers al in je groothoekzoom.

Oplossing 4: compromiszoom

Beginnende amateurs laten zich vaak verleiden tot het kopen van een zoomobjectief met een heel groot bereik, van groothoek tot tele. Na verloop van tijd komen ze er dan achter dat zo’n objectief niet ideaal is. Maar in sommige situaties en op sommige vakanties kan het toch nog van pas komen, zie ook hierna.

Oplossing 5: combineer zoom(s) en vaste brandpunten 

De nadelen van zo’n compromiszoom, ook wel reiszoom genoemd, kun je (deels) opvangen door hem aan te vullen met één of meer lichtsterke vast brandpunten. Daarbij kan het heel goed gaan om objectieven die qua brandpuntsafstand het bereik van de zoom overlappen, ook al is dat wat tegenintuïtief. Je kunt het ook heel anders aanpakken: een 14-24mm bijvoorbeeld, aangevuld met wat vaste brandpunten. Of, als je geen supergrote lichtsterkte tele’s wil meenemen, een telezoom, zoals een 100-400mm of een 150-600 met een standaardobjectief en een groothoekobjectief.

Oplossing 6: neem per keer mee wat je nodig hebt

Dan nu de ingewikkeldste maar beste oplossing: neem alles mee wat je hebt, idealiter een tiental objectieven, waaronder enkele zooms, en kijk per keer welke combinatie het handigst is. Loop je dan naar het restaurant, dan neem je alleen een 35 of 50mm mee, loop je door de stad alleen groothoeken en een standaardobjectief en ga je vogels of wild fotograferen dan alleen enkele tele’s, of een telezoom met converters. Zorg wel voor een goede verzekering en gebruik de kluis van je hotelkamer. 

Conclusie

Voor sommige problemen is geen oplossing, of misschien moet ik zeggen: niet één. Daarom bestaat er ook geen enkele zoom, waarmee je in alle situaties goede foto’s kunt maken. Maar er zijn wel heel veel combinaties denkbaar waarmee je, afhankelijk van jouw fotografische eisen, de ideale objectieven bij je hebt. Daarbij zal in veel meer gevallen dan je denkt de combinatie van twee of drie vaste brandpunten beter van pas komen dan een zoom.

afbeelding van Redactie

Redactie digifoto Starter | Redacteur

Bekijk alle artikelen van Redactie