Word stap voor stap beter in low key fotografie

Amy Schutte 5622
Zwart is altijd goed. In kleding, en zo is het ook in fotografie. Low key fotografie is een onderbelichte foto met meestal een pikzwarte achtergrond. Bij portretten zie je vaak dat slechts een deel of een contour van het gezicht te zien is, wat een mysterieus gevoel aan de foto geeft. Bij low key is over het algemeen meer dan vijftig procent van de foto donkerder dan middengrijs, terwijl bij de meeste ‘normale’ foto’s het overgrote deel van de foto lichter is dan middengrijs.

Hoe ga je te werk

Uiteraard is het licht, of het gebrek eraan, erg belangrijk. Het eenvoudigste is om een flitser te gebruiken. Je kiest dan waar je onderwerp belicht wordt en hoe lang (hoe sterk). Het gaat vooral om contrasten, een groot verschil tussen de donkere en lichte delen. Maar ook om de richting van het licht; het licht moet eigenlijk ‘gevangen’ worden op de plek die jij wil. Dat kan door een flitser of lamp goed te richten, maar ook door beperkt licht te zoeken, bijvoorbeeld door licht te gebruiken dat door een raam of deur komt. Bij voorkeur met gordijnen, zodat je zelf kunt bijstellen waar het licht valt. Op die manier knoeit het licht niet overal en kun je de omgeving donker houden.


Studio nodig

Dus dan zul je voor low key fotografie een studio nodig hebben. Toch? Gelukkig niet! Je kunt low key foto’s ook prima buiten maken. Zelfs landschappen kun je low key maken. ‘s Avonds of ‘s nachts werkt dan het beste, of een donkere wolkenpartij waar de zon doorheen piept kan ook heel goed worden. Een studio maakt het natuurlijk wel makkelijker, want hoe donkerder de omgeving en hoe gerichter het licht, op sterker het resultaat. Een zwarte achtergrond is handig, maar niet noodzakelijk. Zolang er maar geen licht op de muur valt, als die een andere kleur heeft. Zorg er in dat geval voor dat je onderwerp een stuk van de muur staat en de lichtbron niet op de muur gericht staat. Kies voor backlight of licht dat schuin op het onderwerp valt.

Camera instellingen

Zet je camera bij voorkeur op handmatig (M). Als je een flitser gebruikt, zet je sluitertijd dan niet sneller dan de flitssynchronisatietijd. Stel nu je diafragma in, waarbij je rekening houdt met de gewenste scherptediepte. Hoe groter je diafragma (laag f/getal) hoe kleiner de scherptediepte, dus hoe kleiner het gedeelte van de foto dat scherp is. Aan de hand hiervan stel je de ISO in op de stand die nodig is om met je instellingen een goede belichting te krijgen. Richt de camera, voor de juiste instellingen, op het lichte gedeelte. De belichtingsmeters geven aan wat de instellingen moeten zijn, de achtergrond wordt dan donker en de lichte delen niet overbelicht.

Flitser

Heb je wel en flitser? Dan mag deze best op een hoge intensiteit ingesteld worden. Je bent immers op zoek naar een contrastrijk resultaat. Je kunt eventueel zwarte schermen of vlaggen gebruiken om het licht beter te kunnen richten. Afhankelijk van het gewenste resultaat kun je een backlight of een reflectiescherm gebruiken. In het geval van een model valt het haar vaak weg en als je dit niet wil, zul je voor wat licht moeten zorgen. Om de achtergrond niet te belichten, kun je je onderwerp het beste een stukje van de muur af laten komen. Hoe verder ervan af, hoe minder licht er op de muur achtergrond knoeit.

Scherpstellen

Scherpstellen met weinig licht is altijd lastig, je camera heeft dan moeite met het vinden van een focuspunt. Stel eventueel scherp met het licht aan. Je camera en onderwerp moeten dan wel op dezelfde plaats blijven. Handmatig scherpstellen is waarschijnlijk een goed idee, zodat de camera niet tussendoor gaat zoeken. Bij portretten geldt ook nu:stel scherp op de ogen!

afbeelding van Amy Schutte

Amy Schutte | Redacteur

Bekijk alle artikelen van Amy