Picture controls: maak betere jpg’s (voor sociale media)

Redactie digifoto Starter 584

Sinds meer dan tien jaar maken vrijwel alle gevorderde fotografen RAW’s. Toch zijn er nog situaties waarin je (ook) jpg’s moet maken. Bovendien bepalen de jpg-instellingen je zoekerbeeld bij spiegelloze camera’s en het beeld dat je bekijkt nadat je de foto gemaakt hebt. In al die gevallen is het goed wanneer je de camera zo instelt dat die jpg’s lijken op je bewerkte RAW’s. Maar hoe doe je dat?

Dit artikel is geschreven door Dré de Man en gepubliceerd in DIGIFOTO Pro 1.2022.

Stel, je maakt foto’s op een trouwerij. Je bent dan niet de enige die fotografeert, bijna iedereen is in de weer met smartphones en zet die foto’s al op Facebook. Jij kunt dus niet achterblijven. Nu is het versturen van jpg’s naar je smartphone geen probleem met alle nieuwere camera’s. Maar jpg’s van je camera zien er veel minder mooi uit dan je bewerkte RAW’s. Sterker nog: ze zien er zelfs slechter uit dan de jpg’s die een goede smartphone maakt. 

Hoe kan het dat een smartphone foto’s maakt die er beter uitzien? Dat is niet zo gek: voor een smartphone zijn de jpg’s het eindproduct en voor een camera niet. Die maakt foto’s die bedoeld zijn om later te bewerken. Je kunt als het ware de cake bewaren en hem meteen opeten. Je kunt je instellingen voor je jpg’s veranderen, zodat ze het hapklare karakter van smartphonefoto’s krijgen, maar je maakt tegelijk RAW’s die je nog steeds optimaal kunt bewerken. Zo krijg je dan niet pas na de bewerking, maar meteen al veel betere foto’s dan die van de beste smartphone. Er zijn zelfs twee mogelijkheden: je verandert de beeldinstellingen of je gebruikt een kant-en-klare beeldinstelling (een beeldinstelling, creatieve stijl, scène-instelling of filter). 

Omdat je jpg’s + RAW’s maakt, houd je gewoon de mogelijkheid om later een perfect bewerkte foto te maken. Die filters of beeldinstellingen hebben geen effect op je RAW’s. Waar je wel op moet letten, is dat ze je een beeld geven van de belichting, als je kijkt naar de foto’s die je gemaakt hebt. Dat geldt helemaal voor spiegelloze camera’s die zelfs in je zoekerbeeld én in hun lichtmeting beïnvloed worden door de filters of beeldinstellingen. Bij een trouwreportage is dat meestal niet zo belangrijk, maar bij landschapsopnamen mogelijk wel. Wil je dus de belichtingsspeelruimte van RAW helemaal benutten, maak dan een extra foto met een andere belichting of desnoods met een gewone beeldinstelling.

Filters, scène-instellingen en meer

Filters, scène-instellingen en dergelijke kun je vergelijken met sausjes die in de supermarkt koopt. Je hebt er heel veel van en ze veranderen allemaal de smaak van je eten net weer anders. Je moet dan eigenlijk nog verschil maken tussen instellingen die bedoeld zijn voor speciale onderwerpen en situaties (zoals portretten) en filters en effecten. 

De keuze tussen gewone beeldinstellingen enerzijds en filters/scènes anderzijds is vrij simpel. Bij de gewone beeldinstellingen krijg je foto’s die er vrij gewoon uitzien. Je kunt dan nog kiezen voor portret of landschap en zo, maar het blijft allemaal binnen vrij nauwe grenzen. Bij filters of scènes krijg je foto’s die er echt anders uitzien dan normaal. De gewone beeldinstellingen lijken meer op een beetje meer of minder peper en zout en de andere op een flinke lepel mayonaise of ketjap. Zo kun je een foto heel veel sfeer geven. Maar let wel op: als je de eerste keer een filter toepast, ben je waarschijnlijk diep onder de indruk van het effect. Op zijn laatst, wanneer je de tweehonderdste foto met datzelfde effect ziet, krijg je er genoeg van. Maar ook de standaard beeldinstellingen kunnen gaan vervelen, dan meestal omdat ze juist weer te weinig smaak hebben. Het liefst zou je er een beetje tussenin gaan zitten.

Beeldinstellingen aanpassen

Je hebt geluk, want dat kan. Als je dat wil doen, dan neem je de standaard beeldinstellingen en pas je die gewoon een beetje aan. Daarvoor heb je verschillende mogelijkheden, die bij de verschillende merken soms anders heten, maar ze komen allemaal op hetzelfde neer. Hierna leggen we uit welke de aanpassingen zijn die je kunt maken, en hoe je dat het best kunt doen.

Verzadiging & witbalans

We zijn heel gevoelig voor kleuren dus de aanpassing die vrijwel altijd het grootste effect heeft, is die van de verzadiging en witbalans. Met de verzadiging bepaal je hoe fel de kleuren worden, en met de witbalans regel je voornamelijk of ze warmer of koeler worden. Iets meer verzadiging zorgt er meteen voor dat je kleuren er mooier uitzien. Maar pas op: bij portretten kan het sommige mensen ook een kreeftrode kleur geven. Bij landschappen kan gras er zo gaan uitzien alsof het van plastic is, dus ook hier moet je goed opletten en niet overdrijven. Houd er ook rekening mee dat kleuren op verschillende schermen verschillend worden weergegeven. iPhones zijn meestal wat neutraler terwijl Samsungs en ander Android-toestellen wat meer neigen naar veel verzadiging. Ook hier zal je dus een middenweg in moeten zoeken.

Let ook op de witbalans (die vind je niet bij de beeldinstellingen). Soms lijken de kleuren gewoon lelijk omdat de witbalans te blauw is. Een klein beetje meer warmte (geel) helpt vaak enorm. Maar let er op dat witbalans en verzadiging met elkaar in verband staan. Verhoog je de verzadiging, dan wordt wit vaak geel en verander je de witbalans dan kan wit ook geel worden – of juist blauw. Verander je dus het ene, dan moet je bijna altijd ook het andere aanpassen.

Je kunt natuurlijk ook de verzadiging juist flink afzwakken. Dat geeft een mooi jaren vijftig-effect en doe je het heel sterk, dan krijg je gewoon zwart-wit. Al kun je dat laatste juist weer beter via effecten en/of filters doen.

Verscherping

Ook met verscherpen kun je twee kanten op; meer en minder. De meeste camera’s hebben dan ook nog verscherping van kleine, middelgrote en grote details. Welke het beste werkt is sterk afhankelijk van je onderwerp en van je licht.

Wanneer kies je voor minder scherpte?

Moderne camera’s bieden een veel hogere scherpte dan onze ogen en dat geldt ook en soms nog meer voor de objectieven. Dat is mooi voor landschappen en architectuur, maar bij foto’s van mensen is het vaak een probleem. Details die je normaal helemaal niet eens ziet, krijgen op een foto dan het effect van een ernstige huidziekte. Misschien ben jij dan wel blij met de scherpte van je objectieven (‘geweldig, je ziet echt íeder rimpeltje bij tante Tine!’), maar tante Tine nu juist helemaal niet. Bij jpg’s kun je niet in de camera retoucheren, dus daar moet je corrigeren via je beeldinstellingen. Dat geldt helemaal als je buiten werkt met fel zonlicht en wanneer je oudere mensen fotografeert.

Wanneer kies je voor meer scherpte?

Bij foto’s van gebouwen en landschappen is het vaak fijn de verscherping wat hoger in te stellen. Let wel op, want een hogere verscherping betekent ook meer ruis (daarover later meer). Bovendien levert een te hoge verscherping weer extra zwarte lijntjes op de contouren op, die storend kunnen zijn. Laat je jpg’s echter in een klein formaat zien, dan maakt dat vaak niet uit. Vind je het belangrijk om meteen na het maken van een foto te checken of je precies op het juiste punt scherpgesteld hebt, dan is een grotere verscherping ook handig.

Ruisonderdrukking

Maak je jpg’s in donkere omstandigheden, zeker bij een sterke verscherping, dan kan de ruis akelig zichtbaar worden. Maar omdat je meestal vrij kleine jpg’s op sociale media publiceert, kun je de ruisonderdrukking best hoog instellen, zonder dat het zichtbaar wordt. De relatie tussen verscherping en ruisonderdrukking is tamelijk delicaat. 

Contrast en schaduwen

Net als witbalans en kleurverzadiging, hangen contrast en schaduwen met elkaar samen. Contrast is niets anders dan het verschil tussen licht en donker, dus verhoog je het contrast dan worden de schaduwen snel te donker. Idealiter pas je die twee zaken aan via een curve. Dat kan helaas alleen bij Nikon. Bij de andere merken (en als je opziet tegen het aanpassen van curven met een Nikon) kun je wel een truc toepassen: je kiest voor een verhoogd contrast, in combinatie met een belichtingscorrectie naar beneden (min 0,5 bijvoorbeeld) en een extra opheldering van de schaduwen. Daarvoor kent de camera de instellingen ADL (actieve D-Lighting, Nikon), ALO (Auto Lighting Optimizer, Canon) of DRO (Dynamic Range Optimizer, Sony). Contrastverhoging en het ophelderen van de schaduwen geven samen al bijna het effect van een goed bewerkte RAW-opname. 

 

Beeldinstelling 'standaard'

 

Beeldinstelling Creatief Rood

Voorbeeld

Als voorbeeld heb ik een grijs gebouw gekozen, met een vlag en wat goud en vrij diepe schaduwen. Met de standaard beeldinstelling krijg je een aardige, maar niet echt opvallende foto. Wil je meer pit, dan zou je kunnen kiezen voor de beeldinstelling Landschap (zie hieronder). Er komt dan wat meer verzadiging en contrast in de foto, maar de schaduwen worden ook te donker. Dat helpt dus niet echt. Verder kun je een van de effecten kiezen, bijvoorbeeld het creatieve effect (oftewel filter) Rood. 

Beeldinstelling landschap

Wat als we nu een instelling kiezen die op de RAW-bewerking lijkt? Laten we de stappen eens doorlopen.

  • We beginnen dan met een iets hogere lokale scherpte. 
  • Dan verhogen we het contrast. Dat geeft de foto meer pit, maar nu worden de schaduwen te donker en de lichte partijen te licht. Daarom doen we twee dingen.
  • We maken de foto donkerder (belichtingscorrectie – 2/3). Nu kloppen de lichte partijen maar de donkerste zijn nog donkerder geworden.
  • Daarom kiezen we ADL (of ALO of DRO) met een hoge waarde. Nu hebben we een prima doortekening in de schaduwen.
  • Nu verhogen we de kleurverzadiging.
  • Ten slotte veranderen we de witbalans van automatisch naar zonlicht en dan maken we de foto ietsje warmer.

Resultaat

afbeelding van Redactie

Redactie digifoto Starter | Redacteur

Bekijk alle artikelen van Redactie