Interview met Fotograaf des Vaderlands 2018: Jan Dirk van der Burg - Best of Five

Redactie digifoto Starter 1574

Fotograaf des Vaderlands, dat is een titel die niet veel fotografen zichzelf mogen aanmeten. Jan Dirk van der Burg (1978) wel, sinds 2018. ‘Ik ben geen fotograaf die een fly on the wall wil zijn.’

Dit artikel is gepubliceerd in DIGIFOTO Pro 3.2022

Hoe gaat dat eigenlijk, de benoeming van de Fotograaf des Vaderlands? De partijen achter het initiatief (sinds 2013 en in navolging van de Dichter des Vaderlands) zijn het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam en het Amsterdamse fotografiemuseum Foam. De kwalificatie zelf betekent zoiets dat de persoon in kwestie gedurende één jaar als ambassadeur optreedt voor de Nederlandse fotografie. Van der Burg doet er niet hoogdravend over. ‘Heeft de functie zelf wel wat om handen, het mandaat kent geen omlijnd idee om iets te doen. Ja, je wordt gevraagd om het mooie medium van de fotografie te promoten. Daarin zoek ik de vrolijke noot. Toen ze vroegen of ik een expositie wilde doen op BredaPhoto, heb ik geen eigen foto’s op laten hangen, maar foto’s die ik op internet aantrof.’ Over de instructie om “ambassadeur te zijn”, zegt Van der Burg dat de fotografie tien jaar geleden, toen het initiatief in het leven werd geroepen, allicht nog wel een “opkontje” kon gebruiken. ‘Maar ik hoef de samenleving van nu niet meer te stimuleren om foto’s te maken, iedereen schiet zich een ongeluk.’

‘Het is duidelijk, met Van der Burg heeft Nederland haar eigen Martin Parr’

Waarom ze hem vroegen?  ‘Ze zochten iemand die het ambt zelf kon invullen en herkenden in mijn werk van de afgelopen vijftien jaar een Nederlandse signatuur. Kijk, ze hebben natuurlijk ook gekeken of ik de ontspanknop wel eens lekker weet te raken. Wat helpt, is dat de Fotograaf des Vaderlands iemand moet zijn die niet op zijn mondje is gevallen. Je wordt doorlopend gevraagd om duiding te geven. Ik ben geen fotograaf die een fly on the wall wil zijn. Als Fotograaf des Vaderlands staat er altijd een spot op je giechel. Dat vindt niet iedere fotograaf even prettig.’ Weliswaar vindt hij de titel een eer, maar het is hem te doen om, zoals hij het zegt, de “deftigheid” een beetje van de fotografie af te halen. ‘Ik dacht: misschien kan ik de titel wel omvormen tot een Prins Carnaval van de Fotografie. Je wordt als Fotograaf des Vaderlands tenslotte voor de gekste dingen gevraagd.’ Om eraan toe te voegen dat hij in oktober aftreedt en vermoedt dat de organisatoren dan evalueren hoe de titel opnieuw in te vullen.

Het initiatief bracht achtereenvolgens Ilvy Njiokiktjien (2013), Koen Hauser (2014), Ahmet Polat (2015), Robin de Puy (2016) voor het voetlicht - en nu dus als vijfde Jan Dirk van den Burg (2018). Inderdaad, in de volgorde gaat wat mis. ‘Als het verloop zich zo doorzet, dan bekleedt mijn opvolger de functie acht jaar. Dat ik het vier jaar heb gedaan, heeft natuurlijk alles te maken met corona. Maar hoogste tijd dat er een nieuw gezicht komt.’

Windeieren

Hoe dan ook, de titel legt de in Amsterdam woonachtige Van der Burg geen windeieren. Correctie: de titel brengt hem enige landelijke bekendheid. Zo verschijnt hij in Het Klokhuis (2021) en zit hij aan de praattafels van Op1, De Wereld Draait Door, Khalid & Sophie en Pauw. ‘Ik ben het hele mediacircus wel rond geweest.’ Niet gek voor een oud-student Journalistiek uit Zoetermeer. Want ja, Van der Burg ging naar de School voor de Journalistiek in Utrecht om te studeren, waar evenwel ook een fotografiedifferentiatie bestond. ‘Een heel net woord, maar het stelde niet veel voor. Het was zoiets als in drie maanden tijd leren hoe een camera werkt en welke genres er bestaan.’ Dat zal wel, maar de kiem is bij Van der Burg gelegd. Na nog geen twee maanden – we spreken het jaar 1998 - loopt hij stage bij de Apeldoornse Courant. Dat was de analoge tijd, de tijd van rolletjes, herinnert Van der Burg zich. Hij verklapt dat hij in die periode een kosmopolitisch idee over fotografie ontwikkelde. Als hij journalist zou worden, dan gaat hij de wereld niet over. Maar als fotograaf? ‘Daar is natuurlijk helemaal niets van terecht gekomen.’ En dat hoeft ook niet. Inmiddels denkt hij anders over fotografie. Wat hij bijvoorbeeld een mooi compliment over zijn foto’s vindt, is dat iemand zegt: ja, die had ik ook kunnen maken. Bij Van der Burg moet je niet zijn voor ragfijne composities en uitgebalanceerde lichtkeuzes. Dat zijn aspecten, zo zegt hij, die onderaan op zijn fotografie-to-do-list prijken. Hij zoekt naar grappige details in ons rustig voortkabbelend leven. ‘Vaak een geintje met een seintje,’ zegt hij daarover. Ook zaken die zich voortdurend voordoen, zijn volgens hem een goed onderwerp.

Signature

Een hilarisch voorbeeld is zijn serie over de kantoorcultuur, waarmee hij in 2004 aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten afstudeert. Zo mogelijk vindt Van der Burg daarmee meteen zijn handelsmerk, te herkennen aan de “gewone maar tegelijk absurde” kanten van onze samenleving. Zie ook zijn fotoboek Olifantenpaadjes (2011). Of zijn project waarbij hij sociale-mediabeelden categoriseert. Wat te denken van “wethouders van middelgrote gemeenten met stekelhaar”? En weet dat Van der Burg het ook geestig vindt om op theaterfestival De Parade een fotocomedyshow rond zijn werk te presenteren. Leuk ook, en iets minder gek, is zijn wekelijkse beeldcolumn in Volkskrant Magazine met de titel Heerlijk Genieten. Ook in deze serie dagelijkse taferelen met een vleugje ironie. Het is duidelijk, met Van der Burg heeft Nederland haar eigen Martin Parr, de (ex-)Magnum-fotograaf die excelleert in “humorfotografie”.

Wat allemaal niet wegneemt dat kijken naar het werk van Van der Burg niet alleen grappen en grollen is. Zo maakte hij een (serieus) verhaal over de laatste dagen van Venus Sex Cinema, de oudste seksbioscoop van Amsterdam (Foam 2009), inventariseerde hij de Nederlandse ode aan Nelson Mandela met Stefanie Grätz (After Mandela, 2013) en publiceerde hij het “beste werk van de Iraanse censuurdienst” in de publicatie Censorship Daily (2012). Dan is hij ook nog actief voor het publicatiecollectief DIABP, wat staat voor Dutch Independent Art Book Publishers. Dan weet je het wel. Inderdaad, Van der Burg is druk, druk, druk. En dan hebben we zijn laatste wapenfeit – en zo mogelijk een hoogtepunt – nog niet genoemd, en dat is Typisch Nederland. Dit project, dat bestaat uit een boek en een expositie in het Fotomuseum in Rotterdam vanaf 3 juli, laat zien hoe ons land eruit ziet. Geen andere fotograaf heeft daarvoor de juiste aanloop genomen. Van der Burg: ‘De expositie bestaat uit een projectie van 1.200 foto’s waarin het publiek wordt gevraagd om aan te vullen wat ik heb gemist. Ook zij kunnen een plek krijgen in de tentoonstelling.’ Gaat dat zien!

‘De foto maakt deel uit van mijn eindexamenproject over de kantoorcultuur. Fenomenen als flexplekken en hippe kantoortuinen kwamen toen op. Maar ik zocht juist het oude buffelkantoor waar je nog een deur dicht kon trekken. Daarvoor bracht ik bezoeken aan ministeries, de Belastingdienst en de ANWB. Dit is op een octrooibureau in Den Haag. Ik was daar een weekje aan het fotografen en had de vrouw op de foto een paar keer een trapje zien pakken om bij een kaartenbak te kunnen. Dat gebeurde zo’n tien keer per dag. Op een ochtend zie ik haar in deze kleurencombinatie op kantoor komen, ja, toen kreeg ik het gevoel dat er een leuke foto aan zat te komen. Kritiek? Ik zie geen vrouw met een handicap maar iemand die een oplossing heeft gevonden. De verbazing rond deze foto zit ‘m in de kleurschakering. In mijn foto’s probeer ik altijd het stijlmiddel van de humor binnen te fietsen. Niet om iemand te bespotten, maar om het leven te relativeren.’

‘We staan hier op een veld in Odoornerveen in Drenthe. Het is de fly-in voor liefhebbers van modelvliegtuigjes. Op de voorgrond staat Rene, zijn vader achter hem. Met mijn serie Toys for Boys, waaronder ook deze foto, zoek ik naar mijn handtekening als fotograaf.

De metafoor achter deze foto is dat mannen vaak een miniatuurversie van hun jeugddroom zoeken. Zo’n tachtig procent van de leden van een modelvliegtuigclub had graag piloot willen worden. Als je zo’n afstandsbediening in je hand houdt, dan ben je de piloot. Een prachtige man, die Rene. Pilotenbril op, beetje achterover gebogen, iets door de benen gezakt, hoogwaterbroek en een heel goede kop. Als een castingbureau het vakje “modelvliegtuigpiloot” aanvinkt, dan zou hij naar boven komen. Waarvoor een stylist een week nodig zou hebben om alles bij elkaar te krijgen, dat werd die middag voor mijn neus uitgeserveerd. Nee, ik ben niet geïnteresseerd in paradijsvogels. Ik zoek mensen die zelf niet doorhebben dat ze speciaal zijn.’

‘Als je een enquête in elke willekeurige gemeente afneemt over ergernissen, dan staat hondenpoep altijd hoog in de lijst. Dat is al jaren zo. Ik zag een industrie op gang komen die zich inspande om de hondenpoep onder controle te krijgen. Ik ben toen in vier gemeenten op pad gegaan met het hondenpoepteam. Op een regenachtige dag raakt die zuigslurf verstopt. Om ‘m dan weer poepzuigvrij te krijgen, moet je een stok gebruiken, wat die man ook deed. En ja hoor, net op het moment dat mijnheer weer in zijn wagentje wil stappen, stapt ‘ie in de hondenpoep. Nee, het is niet geënsceneerd. Maar ik geef toe, als ik dit tafereel had moeten ensceneren, met een acteur, dan had de foto er ongeveer zo uitgezien.’

‘Olifantenpaadjes zijn afsteekpaadjes die mensen nemen om ergens sneller te komen. Ik zag ze toen ik me tijdens een vakantie in Tsjechië verveelde. Ze liggen daar op elke straathoek, waarop ik me afvroeg of we ze ook in Nederland hebben. Eenmaal hier zag ik ze ook overal liggen. Of het te maken heeft met de aard van een volk? Je ziet ze ook in Zwitserland en Duitsland, toch landen met bevolkingen die keurig zijn opgevoed. Mogelijk is het een stille uiting van burgerlijke ongehoorzaamheid. Of ze ook in een land als Japan liggen, weet ik niet, daar ben ik nog nooit geweest.’

‘Ik noem dit typologie. Je gaat uit van een onderwerp en daar fotografeer je er meer van. In dit geval een voorwerp dat we allemaal zo goed kennen maar die we niet meer “zien”, die ons niet meer opvalt. Als je huis tien meter van de openbare weg ligt, ben je verplicht een buitenbus te plaatsen, sinds 1972. Dat is van overheidswege opgedrongen en daar zoeken mensen dan een oplossing voor. Ik vind het grappig hoe mensen daar mee omgaan. Hoe ga ik zo mooi mogelijk die buitenbus in mijn omgeving plaatsen? De één stopt ‘m een zij-heg, de ander laat een klimop het werk te doen. De persoonlijke worsteling van de buitenbuseigenaar, dat is voor mij de lol.’

Dit artikel is gepubliceerd in DIGIFOTO Pro 3.2022

afbeelding van Redactie

Redactie digifoto Starter | Redacteur

Bekijk alle artikelen van Redactie