Flitsen voor beginners
In deze video legt Chris van The Camera Store uit hoe je ervoor kunt zorgen dat mensen niet als een konijn in de koplampen op je foto komen te staan.
Flitsers zijn een enorme toevoeging aan je foto kit. Je kunt er bewegingen mee bevriezen, zachte portretten mee maken, lichtjes in de ogen maken en natuurlijk foto’s maken in slechte lichtomstandigheden. Het is dus de moeite waard om eens in de materie te duiken.
Instellingen
Een flitser is gebouwd om in een hele korte tijd de juiste hoeveelheid licht te geven, zodat er genoeg licht op de sensor van de camera valt. Het doel is om een onbewogen foto te maken. Gelukkig helpt de camera je bij het kiezen van de juiste instellingen. Zodra je een foto maakt, vuurt de camera eerst een klein lichtflitsje af, zodat hij kan meten wat er met dat licht gebeurt. Op basis van de scherpstelling weet het toestel wat de afstand is tot het onderwerp. Razendsnel bepaalt de camera zo de sterkte van het flitslicht. Pas dan gaat de flitser echt af. Tussen voorflits en de echte flits zit zo weinig tijd dat je het niet eens opmerkt. Overigens kan een flitser niet feller of minder fel branden. In werkelijkheid wordt de tijdsduur van de lichtflits aangepast. Hoe langer de flits, des te meer licht.
Temperatuur
De kleurtemperatuur van de flitser is gelijk aan neutraal daglicht, 5500 Kelvin. De duur van de flits is erg kort, tot 1/1000s, maar genoeg voor de camera om het licht te vangen. De camera communiceert met de flitser om te bepalen wanneer de flits moet volgen, de sluiter moet namelijk volledig open zijn om de flits te kunnen registreren.
Gordijnen
Elke camera heeft namelijk een maximale flitser synchronisatie snelheid (flash-sync speed), voor de goedkopere modellen is dit 1/90-1/100s, de duurdere modellen meestal tot 1/250s. Moderne camera’s zijn uitgerust met twee bewegende gordijnen (front and rear curtain) die verticaal over het beeld bewegen. Eerst volgt de eerste die het onderste deel vrijgeeft voor de sensor, daarna volgt de tweede die het bovenste deel vrijgeeft voor de sensor. De snelheid waarmee deze gordijnen over het beeld schieten bepaalt dus hoeveel licht er op de sensor komt. Afhankelijk van de sluitertijd is er een moment waarop het hele beeld zichtbaar is. Dit is het moment waarop de flits moet komen. Bij hoge sluitertijden is dit moment er echter niet, de twee gordijnen belichten niet de helft van het beeld, maar een veel kleiner onderdeel. Met een enkele flits kan dan nooit het volledige beeld worden belicht, waardoor bij oudere camera’s een donker vlak in beeld komt. Nieuwere camera’s beperken de sluitertijd automatisch tot de flash-sync snelheid als een flitser is aangesloten.
Sluitertijd
Belangrijk om te onthouden is dat als je de sluitertijd aanpast, er niet meer, maar ook niet minder flitslicht op je onderwerp valt. De lichtflits van een flitser duurt zo extreem kort, dat de sluitertijd er totaal geen invloed op heeft. Een sluitertijd van 1/10 of 1/200 maakt wat betreft flitslicht geen enkel verschil. De omgeving wordt wel anders vastgelegd, net als wanneer je het diafragma of de iso-waarde aanpast. Je kunt hiermee vooral de belichting van de achtergrond van het onderwerp aanpassen.