Je foto's technisch onder controle?
Om je foto ‘s technisch goed te krijgen is het een goed idee om een aantal basisprincipes te kennen en te kunnen controleren.
Scherpte
Onscherpe foto’s (tenzij dit je bedoeling was, om creatieve redenen) kun je als mislukt beschouwen. In elk geval technisch gezien. Je kunt de scherpte niet meer terugkrijgen in de nabewerking (nee echt niet, in televisieseries zie je dit wellicht maar dat is toch echt fictie). Zorg dat je weet hoe je de scherpstelpunten van je camera kunt instellen en dat je weet hoe autofocus werkt. Oefen thuis eerst op een stilstaand onderwerp, dat je met verschillende composities en met variërende scherptediepte fotografeert.
Sluitertijd
Sluitertijd heeft veel met scherpte te maken, want als de sluitertijd te lang is, wordt je foto onscherp. Dat kan een bedoeld effect zijn, maar als dat niet het geval is, is je foto wederom mislukt. Zorg dat je weet hoe je je sluitertijd zelf in kunt stellen (handmatig of in sluiterprioriteit modus) en weet tot welke sluitertijd je kunt gaan voor er bewegingsonscherpte optreedt. Voor fullframe geldt als vuistregel 1/brandpuntsafstand waarop je de foto maakt, voor APS-C moet je dit nog vermenigvuldigen met de cropfactor. Controleer het resultaat van je foto’s door in te zoomen, want vuistregels gaan niet altijd op (misschien heb je bijvoorbeeld een iets minder stabiele hand).
Diafragma
Het diafragma heeft ook te maken met scherpte, maar op een andere manier. Met het diafragma controleer je namelijk de scherptediepte (tezamen met de brandpuntsafstand van je objectief). Kies je een hele kleine scherptediepte, dan heb je kans dat niet het volledige onderwerp scherp in je foto wordt weergegeven. Dat kan natuurlijk precies je bedoeling zijn, en dat is ook belangrijk. Weet hoe je het kunt veranderen (door het diafragma iets te knijpen krijg je een grotere scherptediepte), zodat jij de controle over je foto houdt.
Technisch goede foto: belichting
Ook voor over- en onderbelichting geldt dat dit niet meer te redden is in de nabewerking. Het is daarom een goed idee om, in extreme omstandigheden (of altijd) je histogram te controleren. Deze kun je het op het display van je camera krijgen (kijk desnoods even in de handleiding hoe je dit doet). Loopt de grafiek links of rechts uit het histogram, dan is je foto onder- of overbelicht. De informatie in dat gedeelte is dan verloren gegaan en niet meer terug te halen, ook niet wanneer je in RAW fotografeerde. Heb je een groot dynamisch bereik (een groot verschil in contrast), maar is loopt je foto niet uit het histogram? Dan is de informatie wel terug te halen in de nabewerking. Dit gaat het beste wanneer je fotografeert in RAW, omdat je daarmee geen kwaliteit verliest. Denk eraan dat je lichtmeter uitgaat van een gemiddelde; fotografeer je een onderwerp tegen een felle lucht, dan is zul je waarschijnlijk belichtingscompensatie moeten toepassen. Datzelfde geldt voor een donkere scene.
Compositie
Probeer je compositie direct goed te kiezen. Natuurlijk kun je gemakkelijk bijsnijden, maar daarmee verlies je een deel van je foto, en dus pixels. Neem dus even de tijd voor je afdrukt, om je af te vragen of dit de beste compositie is die je kunt maken.
Zorg voor technisch goede foto's
Het gaat je soms aan je hart om foto’s ‘af te keuren’ omdat ze technisch niet goed zijn. Voor jezelf kunnen ze natuurlijk een bijzondere waarde hebben. Maar als je als fotograaf wil groeien, zul je af en toe hard moeten zijn. ‘Kill your darlings’.