De tien meest voorkomende fouten bij flitsfotografie

Redactie digifoto Starter 2330

Flitsfotografie, dat is zo makkelijk nog niet. Portretfotograaf Michiel Fischer van studio34x.com, geeft veel workshops op het gebied van flitsfotografie. Hij deelde met ons de tien meest voorkomende fouten bij het gebruik van studioflitsers. Zijn tips heb ik verder aangevuld zodat je voorbereid bent om zo goed mogelijke flitsfoto's te maken.

Een grote softbox op een grote afstand van het model zetten

Een grote softbox gebruik je om zacht licht te krijgen, maar als je een grote afstand kiest, wordt het licht weer harder. Hoe groter de lichtbron, des te zachter het licht. Maar op een grote afstand lijkt de lichtbron klein. Dat is dan ook precies het effect van die grote afstand. Een kleine softbox heel dichtbij kan dus zachter licht opleveren dan een grote op acht meter afstand.

Het verschil tussen harde en zachte schaduwen niet zien

Met andere woorden niet weten wanneer je een grote of een kleine lichtbron moet gebruiken. Hier geldt wederom: een grote lichtbron geeft zacht licht. Zacht licht houdt in; zachte schaduwen, dus weinig accentuering van de bijvoorbeeld de kaaklijn of van structuur in de kleding, maar ook minder accentuering van oneffenheden in de huid of van rimpels.

Meteen alle lampen aanzetten en niet goed kijken hoe het licht valt

Het effect van meerdere lampen samen is tot dat van de afzonderlijke lampen te herleiden. Bovendien moet één licht het hoofdlicht zijn, er is ook maar één zon, of één hemel.

Schaduwen ophelderen met een extra lamp en dan extra en onnatuurlijke schaduwen creëren

Zijn er bijvoorbeeld sterke schaduwen onder neus en in de oogkassen, dan is het verleidelijk om dit van onderop met bijvoorbeeld een kleine softbox op te helderen. Maar voor je het weet krijg je het effect van een zaklantaarn die je onder je kin houdt. Al is het effect dan wat zwakker, wanneer je het ziet, is het altijd lelijk.

Het model laten bewegen waardoor wanneer ze iets verderop staat, er geen licht meer op haar valt

Wanneer het model een halve stap buiten het licht zet, dan scheelt dat al bijna een stop. Misschien heb je het nog onthouden van de middelbare school: de intensiteit van het licht neem af met het kwadraat van de afstand. Dus wanneer je model ineens op twee meter van je hoofdlamp staat en op één meter van de lamp die op de zijkant van het model gericht staat, dan wordt die zijlamp vier keer sterker. Dat zet de verhouding tussen hoofdlamp en opheldering helemaal op zijn kop.

Tijdens het fotograferen zelf vergeten op te letten wat het licht doet

Natuurlijk, je moet op allerlei dingen letten tijdens een shoot. Maar zonder veel ervaring is het sowieso al heel moeilijk je voor te stellen wat het licht doet, dus wanneer je er niet heel goed op let, gaat het fout en zien je foto’s er later heel anders uit dan je dacht. Terugkijken tijdens de sessie is ook wel aan te raden.

De combinatie van daglicht, instellicht en flitslicht verkeerd combineren

Behalve bij een heel groot diafragma, telt het daglicht helemaal niet mee op de foto. Daar mag je dan ook niet naar kijken bij het instellen van het licht. Maar je kunt het verschil wel zien, want het instellicht is geel, en daglicht is blauwer. Dit is een van de redenen waarom het zo moeilijk is om het licht in de gaten te houden: je kunt het niet goed zien. Ook hier geldt: proeffoto’s maken en foto’s tijdens de sessie controleren.

Veel te veel foto’s maken

Hierdoor krijg je én veel te veel data én je kijkt niet meer goed naar wat het licht doet. Het model of een art director heeft op enig moment dan een foto gezien maar weet niet meer precies welke het was. Spray and pray is vaak het parool van de slechte fotograaf. Je kunt beter goed kijken naar wat je wil en naar wat het effect van je licht is, dan hoef je maar een paar foto’s te maken. En vergeet niet: beroemdheden als Yousof Karsh werkten met platencamera’s waarmee je maar één of twee foto’s per minuut kon maken.

Verkeerde belichting door histogram of hogelichtenwaarschuwing niet goed te controleren, bijvoorbeeld na verandering van het licht

Bij studioflits werk je met handmatige belichting. Heb je een flitslichtmeter, dan kun je daarop je belichting aflezen, maar ook dan moet je na aanpassingen het licht opnieuw meten. Heb je geen flitslichtmeter, dan moet je je histogram en hogelichtenwaarschuwing goed in de gaten houden.

Een of meer flitsers op een verkeerd kanaal van de trigger zodat ze niet meeflitsen.

Controleer alles goed voordat je begint. Kijk of alle flitsers meeflitsen en ook blijven meeflitsen. Flitsers die op basis van optische triggers werken, worden nog wel eens uitgeschakeld wanneer de zon op de sensor valt of wanneer iemand ervoor staat. Zijn de flitsers en of triggers traag, dan kan het ook zo zijn dat ze niet binnen de sluitertijd (helemaal) hun werking ontvouwen. Check (zeker bij goedkope apparatuur) dat dus ook, door ook een langere sluitertijd te kiezen. Wanneer er weinig daglicht is, mag dat geen verschil maken.

Over Michiel Fischer

Michiel Fischer is fotobelichter voor grote en kleine producties. Geregeld traint en coacht Michiel fotografen op alle niveaus, hij geeft ook lichttrainingen.

Tekst en fotografie door: Dré de Man 

Dit artikel werd gepubliceerd in Digifoto Starter 3.2019 

 

 

afbeelding van Redactie

Redactie digifoto Starter | Redacteur

Bekijk alle artikelen van Redactie